![]() |
Na1 (oog+lensen)
Ik snap deze 2 opgaves niet helemaal... wie kan me helpen?
1. Iemand kijkt in het donker op een afstand van 200m recht in de bundel van een zaklantaarn. Het beeld van de zaklantaarn wordt op de gele vlek in zijn oog gevormd. De oppervlakte van 1 lichtgevoelige cel is 6.5*10^-8 cm2. De brandpuntsafstand van het oog is 1.7 m. Het vooraanzicht van de zaklantaarn heeft een oppervlakte van 16 cm2. Bereken de verhouding tussen de oppervlakte van het beeld op het netvlies en de oppervlakte van 1 lichtgevoelige cel. 2. Philip neemt een loep met brandpuntsafstand 5.0 cm ter hand om een postzegel wat duidelijker te kunnen bekijken. a. Op welke afstand moet hij deze postzegel houden om deze met een onge-accomodeerd oog te bekijken? (ik dacht ook gewoon 5.0 cm). b. Idem met een maximaal geaccomodeerd oog. |
opgave 1:
de afstand voorwerp-lens, dus de voorwerpsafstand = 200 m de brandpuntsafstand = 1,7 cm (zie examen 1994) 1 cel: 6,5 * 10^ -8 cm^2 A(voorwerp) = 16 cm^2 we berekenen eerst de vergrotingsfactor: N = b/v 1/f = 1/b + 1/v --> hieruit volgt dat b = 0,0170014451 m --> N = 0,0170014451 / 200 = 8,500722561 * 10^ -5 --> dus de oppervlakte wordt dan een kwadraat maal kleiner, dus voor de oppervlaktevergroting geldt dan: N = 7,226228407 * 10^ -9 --> A(beeld) = 7,226228407 * 10^ -9 x 16 =1,156196545 * 10^ -7 cm^2 --> verhouding = 1: 1,8 |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 05:40. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.