![]() |
Aantal wiskunde vraagjes
Normaal zou ik dit soort vragen met mijn GRM berekenen of uitzoeken maar ik mag mijn GRM niet gebruiken bij het examen dat ik dinsdag heb, dus moet ik het wel zonder kunnen :)
1) Hoe bereken ik een asymptoot van een functie zoals f(x) = (2x2 + 3x - 4) / (x2 - 5x + 1) ? 2) Vraag: Welke van de volgende beweringen over de veeltermfunctie f(x) = 6ac x3 + 4bc x2 + 9ad x + 6bd is niet juist ? A) Als a = 0 en bcd ≠ 0 dan heeft de functie hoogstens 2 nulpunten. B) Als 2c + 3d = 0 dan heeft de functie +1 en -1 als ulpunten. C) Als cd > 0 dan heeft de functie 2 tegengestelde nulpunten. D) Als a=2 dan heeft de functie -b/3 als nulpunt. Welk antwoord is niet correct ? 3) Dit is meer een voortvloeiing uit vraag 2. Ik vraag me namelijk echt af wat de kenmerken zijn van een functie zoals f(x) = 2x4 - 4x3 - 13x2 - 6x - 24, ik snap gewoon niet hoeveel dalpunten zo'n functie bijvoorbeeld heeft. 4) Hoe bereken ik een buigpunt en een minimum voor de functie f(x) = -√(-x2 - 2x + 8) ? 5) Wat zijn de kenmerken van de cirkel x2 + y2 - 6y - 10x + 9 ? Wat voor invloed heeft het als ik 6y in 8y verander ? En als ik 9 in 16 verander ? 6) Hoe bereken ik de top van de parabool y2 - 6y + 1 = 4x ? Ik snap de notering van deze functie niet... HEEL erg bedankt als je de tijd neemt om deze vragen te beantwoorden!! Steven |
Vraag 1:
Een functie in de vorm f(x) = a/b heeft een asymptoot voor b=0. Dus moet je de vergelijking x2 - 5x + 1 = 0 oplossen. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
maak een tekenschema bijvoorbeeld als volgt: - - - - 0 + + + -------------------------------------- <-----x=2----------> er is hier sprake van een buigpunt in x = 2 want de grafiek gaat van hol naar bol. Sander |
Citaat:
|
Citaat:
Sander |
Citaat:
|
Ja natuurlijk :D
Kan iemand alsjeblieft nog vraag 2, 3 en 5 beantwoorden ? :) |
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Citaat:
dus y²-6y+9=4*x-8, dus (y-3)²=4(x-2). Dit is een vergelijking van de vorm (y-b)²=2*p(x-a) die een parabool met top (a,b) voorstelt. In dit geval geldt: b=3, p=2 en a=2, dus het gaat hier om een parabool met top (2,3). In dit geval gaat het niet om de grafiek van één functie, maar om een combinatie van 2 grafieken die ieder bij een andere functie horen. Uit (y-3)²=4(x-2) volgt namelijk: y-3=√(4(x-2)) of y-3=-√(4(x-2)), dus y=√(4(x-2))+3 of y=-√(4(x-2))+3. |
Citaat:
Zou je dit ajb eens voor willen doen bij de functie f(x) = (2x2 + 3x - 4) / (x2 - 5x + 1) ? De verticale asymptoot berekenen snap ik wel, alleen de horizontale niet.... Citaat:
Citaat:
f'(x) = 8x3 - 12x2 - 26x - 6 8x3 - 12x2 - 26x - 6 = 0 4x3 - 6x2 - 13x - 3 = 0 Hoe kan ik dat nou makkelijk zonder rekenmachine oplossen ? :s Citaat:
f'(x) = -1 * 1/2 * (-x2 - 2x + 8)-1/2 * (-2x-2) -1 * 1/2 * (-x2 - 2x + 8)-1/2 * (-2x-2) = 0 -2x-2 = 0 x = -1 Mooi, dat klopt :) Alleen de tweede afgeleide vinden lukt me niet... dat is te ingewikkeld :s Citaat:
Citaat:
Mag ik iedereen hier trouwens HEEEEEEL erg hartelijk bedanken voor alle antwoorden :) ze helpen echt heel veel. |
Citaat:
1) => controleer de graad van teller & noemer (de hoogste exponent v. x) ALS de graad van de teller kleiner is dan de graad van de noemer dan heeft de functie de x-as als assymptoot ALS de graad van de teller gelijk is aan de graad van de noemer dan heeft de grafiek een horizontale assympttto van y = b waarbij b de verhouding is van de coëfficiënten van de hoogste graadstermen van teller en noemer. ALS de graad van de teller groter is dan die van de noemer dan heeft de vergelijking geen horizontale assymptoot maar een "kromme" assymptoot (de naam ben ik vergeten) in dat geval moet het op mathfreak zen manier met limieten (ask him vo uitleg) in u geval => f(x) = (2x² + 3x - 4) / (x² - 5x + 1) graad van teller en noemer is beide 2. dus de graad v teller en noemer is gelijk de vergelijking heeft een horizontale assymptoot y = b om b te vinden: f(x) = (2x² + 3x - 4) / (x² - 5x + 1) neem de hoogste graadstermen: (2x² + 3x - 4) / (x² - 5x + 1) de verhouding van de coëfficienten: (2x²) / (1x²) => B = 2/1 u vergelijking heeft als horizontale assymptoot y = 2 dit is in het HEEL breed uitgelegt, als je het zo oplost is het heel simpel, in het derde geval moet je teller delen door noemer maar moet je eerst nog nulpunten van teller & noemer zoeken en al dat gedoe, leg'k mss een andere keer uit |
Citaat:
die a is dus een van de maximum 3 nulpunten die u derdegraadsvergelijking kan hebben. om die te vinden is de makkelijkste manier: ga alle gehele delers af van de constante term. Y1 <=> 4x³-6x²-13x-3 = 0 constante term = -3, alle gehele delers: -3, -1, 1, & 3. ga ze alle vier af, de juiste is -1 = a. Dat is al één nulpunt. dus [x-(-1)] is een deler van Y1 Nu gaan we de Y2 zoeken waarvoor geldt: Y1 = (x+1)*Y2 OF Y1 / (x+1) = Y2 het quotient van deze deling (Y2) bepalen we met de regel van horner, ter verduidelijking van Horner: http://users.pandora.be/Nat_Selection/Horner.JPG met de bekomen coëfficienten maak je dan de vergelijking Y2 (1 graad lager dan Y1) dus: Y2 = 4x²-10x-3 => (4x³-6x²-13x-3) = (x+1)*(4x²-10x-3) Y2 kan nog mogelijk twee nulpunten bevatten deze zoek je met de abc-formule => [10+148^0.5 / 8] & [10-148^0.5 / 8] dit zijn dan de drie nulpunten van de vergelijking |
Citaat:
In ieder geval bedankt voor de uitleg :) |
Citaat:
4x³-6x²-13x-3=0 x = -1 4*(-1)-6-13*(-1)-3=0 -4-6+13-3=0 Klopt :) |
Ach tuurlijk :)
Bedankt |
Citaat:
Citaat:
B) Als 2c + 3d = 0 dan heeft de functie +1 en -1 als nulpunten. C) Als cd > 0 dan heeft de functie 2 tegengestelde nulpunten. D) Als a=2 dan heeft de functie -b/3 als nulpunt. Bij B is gegeven: 2*c+3*d=0, dus c=-1 1/2*d. Dit kun je dus in de oorspronkelijke vergelijking invullen. Als 1 en -1 nulpunten zijn, dan moet invullen van x=1 en x=-1 in de vergelijking na uitwerking daarvan de waarde nul opleveren. Is dat niet zo, dan is de bewering onjuist. Bij C is gegeven: c*d>0. Dit betekent: dat c en d beide positief of beide negatief zijn. Stel dat x=x1 een nulpunt is, dan zou x=-x1 ook een nulpunt moeten zijn. Als dat niet zo is, dan is de bewering onjuist. Bij D is gegeven: a=2. Als je dit in de vergelijking invult, en als x=-b/3 na uitwerking van de vergelijking de waarde nul oplevert, dan is de bewering juist. Citaat:
4*x3-6*x²-13*x-3. Zoals herr renz al liet zien geldt: 4*x3-6*x²-13*x-3=(x+1)*(4*x²-10*x-3). Stel dit nul, dan geldt: x+1=0 of 4*x²-10*x-3=0. Je vindt dan: x=-1 of x=(10-2*sqrt(37))/8 =1 1/4-1/4*sqrt(37) of x=(10+2*sqrt(37))/8=1 1/4+1/4*sqrt(37) Citaat:
f'(x)=-1 *1/2 *(-x²-2*x+8)-1/2*(-2*x-2)=-(-2x-2)*(-x²-2*x+8)-1/2 =(2*x+2)*(-x²-2*x+8)-1/2. We hebben nu een produkt van 2 functies, dus om f"(x) te bepalen passen we de produktregel toe. Dit geeft: f"(x)=2*(-x²-2*x+8)-1/2+(2*x+2)*-1/2*-(2*x+2)*(-x²-2*x+8)-1 1/2 =2*(-x²-2*x+8)-1/2+1/2*(2*x+2)²*(-x²-2*x+8)-1 1/2 =2*(-x²-2*x+8)-1/2(1/4*(2*x+2)²/(-x²-2*x+8). Stel dit nul om het buigpunt te vinden, dan blijkt x=-1 het gevraagde buigpunt te zijn. Citaat:
(x-5)²+(y-3)²=25. Uitwerken van het linkerlid levert: x²-10*x+25+y²-6*y+9=25, dus x²-10*x+y²-6*y+9=0. Dit levert de oorspronkelijk gegeven vergelijking, dus je uitwerking wat betreft straal en middelpunt is inderdaad correct. Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 04:42. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.