![]() |
[Na]: kan iemand me deze vraag over halveringstijd uitleggen
ik begrijp de volgende vraag niet, kan iemand me helpen met uitleg.
9. Met een GM-teller wordt de activiteit van een radioactieve bron gemeten. Op het tijdstip t=0 registreert de teller 640 tikken per 10 s. na 6,0 uur is het aantal tikken per 10 s teruggelopen tot 80. Bepaal de halveringstijd van de radioactieve isotoop in de bron. alvast bedankt groetjes, Halil |
Kan je misschien iets zeggen over het verval: verloopt dit lineair of exponentiëel?
|
bij de vraag staat alleen dit dus (bovenste informatie)
|
Citaat:
|
ik kom op een tijd van 2 uur :)
|
Citaat:
Na 6 uur is de activiteit dus gedaald tot 8 Bq. De halveringstijd volgt dan uit A(t) = A(0) * (1/2)t / (t1/2) --> (1/2)6 / (t1/2) = 1/8 --> 6 / (t1/2) = 3 --> t1/2 = 2 uur Sander |
Er zijn twee mogelijkheden: Mogelijkheid A
640/2= 320 320/2= 160 160/2= 80 Dit zijn drie stappen dus: 6.00 uur / 3= 2 uur voor iedere stap. Dit wil zeggen dat de halveringstijd 2 uur is. Mogelijkheid B Uitleg (is overigens meer wiskunde dan natuurkunde): Ik ga tijdseenheden van 10 seconden gebruiken (dus na 10 seconden geldt t=1). Dit wil zeggen dat na 6 uur geldt t=2160 (reken maar na). Je moet eerst de groeifactor berekenen. Dit doe je door 80 te delen door 640. Dit is: 0,125. Dit is de groeifactor per 2160 tijdseenheden. De groeifactor per 1 tijdseenheid is dan: 0,125(1/2160). Ik gebruik de formule N = b · gt, waarbij b in dit geval totaal onbelangrijk is. g = groeifactor = 0,125(1/2160). Je moet N gelijk stellen aan 0,5 (je wilt immers de halveringstijd weten). Je houdt dan over: 0,5 = (0,125(1/2160))t. Na het oplossen van deze vergelijking kom je uit op t= 720. Dit zijn dus 720 stukjes van 10 seconden, dus 120 minuten, dus 2 uur:). |
Citaat:
dus (1/2)6/t1/2=80/640=1/8=(1/2)3, dus 6/t1/2=3, dus 3*t1/2=6, dus t1/2=6/3=2, dus de gevraagde halveringstijd is 2 uur. @dutch gamer: Radio-actief verval is een exponentieel proces, wat ook blijkt uit de vervalformule. Die laat namelijk zien dat het aantal niet vervallen deeltjes een exponentiële functie van de tijd is. |
gegeven:
begin tijd = 0 640 tikken / 10 s = 64 tikken / s t= 6,0 uur = 21600 s 80 tikken/ 10 s = 8 tikken/ s gevraagd = t1/2 A ( t) = A(0) * 0.5 ^ ( t/ t1/2) 8 = 64 * 0.5 ^( 21600 / t1/2) 0,125 = 0.5 ^( 21600 / t1/2) log(0.125) / log (0.5) = 3 = 21600 /t1/2 t1/2 = 7200 s = 2 uur |
@ susu: het maakt niet uit of je in de breuk uren,minuten,nanosecondes of wat dan ook voor tijdseenheden je invult, als deze elkaar maar wegdelen. Je gaat nu 2 keer omrekenen, waar je eventueel een fout in kunt maken. Makkelijker is dus gewoon de uren te laten staan.
|
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 14:16. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.