Tandpasta |
28-10-2004 13:03 |
Het spreekt voor zich dat men bij de bepaling van de financiële structuur de omvang en structuur van de vermogensvoorziening dient af te stemmen op de omvang en de structuur van de vermogensbehoefte. De gouden-balansregel uit de klassieke Nederlandse bedrijfseconomie houdt in dat de duurzame activa (gebouwen etc.) en de constante kern van de vlottende activa met eigen vermogen en/of lang vreemd vermogen moet worden gefinancierd en het flucturerende deel van de vlottende activa met kort vreemd vermogen.
Voor de financiering van het werkkapitaal kan een onderneming dus kiezen uit eigen vermogen, vreemd vermogen op lange termijn en vreemd vermogen op korte termijn. Bij de keuze tussen deze vermogensvermen speelt een aantal uitgangspunten een rol zoals bijvoorbeeld bovenstaande balansregel. In het algemeen gesteld is het dus verstandig om de looptijd van het aan te trekken vermogen af te stemmen op de investeringsduur van de activa.
Nadere bestudering van de cashflowcyclus leert echter dat bij het omzettingsproces van liquide middelen in voorraden, in debiteuren en weer in liquide middelen van één product de vermogensbehoefte van de afzonderlijke activa slechts tijdelijk bestaat, maar dat door de voortdurende opeenvolging van omzettingsprocessen er als het ware een voortdurende vermogensbehoefte uit hoofde van voorraden en debiteuren is. Een deel van de vermogensbehoefte van de vlottende activa heeft dus een langdurig of permanent karakter, waardoor er ook financiering met lang vreemd vermogen of eigen vermogen in aamerking komt.
Citaat:
Bartje schreef op 28-10-2004 @ 13:40 :
Ik ken de regel, maar dat is geen verplichting.
Eerder een aanbeveling omdat als dit niet zo is er solvabiliteitsproblemen kunnen optreden.
|
Inderdaad, het is een advies aan de hand van solvabileitspolitiek.
:)
Edit: even wat typo's eruit gehaald. :o
|