En de dagen worden kleiner, de tijd glijdt mij voorbij,
geeft kleur aan het donkere verleden diep in mij.
Ik trip op de vele tinten, verscholen in jouw haar,
ik ben een gek, een dwaze, ja noem het maar!
Lacht naar me, om me, ik ween wel zachtjes terug
en ik klamp vast aan wat ik wel heb, in vogelvlucht
ga ik, sta ik waar ik maar gaan wil, niet langer alleen
was de zomer van ons samen, maar die ene steen
Waar ik mij al zovaak aan heb gestoten blijft genadeloos,
o mijn hoofd is pijnlijk onbezonnen, maar nooit
zal zij zich kunnen meten aan mijn hart, welke onbewust,
maar doelgericht, telkens het onmogelijke tart.
En ik zit hier – witte sneeuw, de bladeren rood –
langzaam bloedt de liefde, bloeit zij dood,
Zie in een hoekje van mijn buik de laatste rups,
eens coconnend in een vlinder, maar nu weer terug
waar zij eens was, en ik met haar.
Laatst gewijzigd op 01-11-2004 om 18:59.
|