"Kom" Zijden zei:
"en dans mee op ons feest,"
"dat reilt op de slagen van Weten."
Voordracht, verhandeling,
lezing en les.
IJveren en niet vergeten.
Ik werk, ik streef na,
maar ik dans nimmer niet.
Het water staat nu tot mijn bekken.
Koel en onhandelbaar
vreselijk niet.
Mijn hart voelt haar thuis aan zich trekken.
Hoger, en lager,
kolkt ziedend en bruist,
Mijn water, ik zak in mijn fuik.
Ik trappel en vrees en
komt boven allicht,
Het water, dat staat tot mijn buik.
Mijn schouders, mijn haren,
mijn wil en mijn woord.
"Kom" Zijden zei, en ze straalde.
De eerste stap goed,
maar de wereld draait door.
Waardoor ik het leven niet haalde.
Ik zonk, en ik vocht niet,
ik dronk en verloor van
het woelig getrek.
Geen wil en geen woorden,
geen weten, geen weg.
En naar huis ging het streven.
En Zijden bleef weg.
__________________
gevangen in indolentie, onvermurwbare teruggetrokkenheid.
|