Zondagochtend- middag, kwart voor 2. Er is te veel licht in mijn kamer. Zwarte gordijnen nodig. Aspirine, en wel nu. De eerste stap is altijd moeizaam, de tweede en derde ook, en vierde.. De badkamer is vlakbij. Water. ‘Aaahhh, aspirine’. Vluchtig bedenk ik me wat ik gisteravond uitgespookt moet hebben; er waren geen wilde orgieën, geen harddrugs, geen beschamende taferelen van ik die in een kort rokje op tafels dans; kortom ik ben nog steeds geen Masja.. Goddank. Tijd om de schade te bekijken. De spiegel breekt nog net niet, maar ’t scheelt niet veel. Maar het scheelt nooit veel.
Mijn katers zijn altijd hetzelfde: als het weer zo ver is, heeft Masja de afgelopen nacht de tijd van d’r leven gehad en vindt ze het nodig nog meer te dartelen, te spartelen dan gewoonlijk en wat misschien nog wel het ergst is, haar erbarmelijke zangkunsten ten gehore te brengen. En waarom zouden we tradities breken, toch?
Een snelle douche zou moeten verkwikken, vooral door die ‘aromatherapeutische’ FA-body-iets (dat stond tenminste op de flacon), maar hoe verrassend, ik ben niet verkwikt, en al helemaal niet klaar om Masja en – wie haar nieuwe neukertje ook is – onder ogen te komen. Als ik de badkamer uitstap, met mijn, natuurlijk, net iets te korte handoek om, komt Masja’s ‘ware’ net haar kamer uitgestrompeld. Typisch Masja materiaal: breed, waarschijnlijk inhoudsloos (Dante, wat is dat?), en veel te knap. Hij begroet mij met een afstandelijke knik en een grom als dat van een zwangere pitt-bull. Maar dat zijn we inmiddels wel gewend. Ik loop terug naar mijn kamer, laat me op het bed zakken en zie dat ik heb gekwijld vannacht. Viel te verwachten. Maar hoe ben ik thuis gekomen, wie heeft me naar huis gebracht? Ik was naar de Melkweg – drumm & bass feest- daarna nog langs Aron geweest. Hoe laat was het toen al, uurtje of vijf? En toen kwamen de Cuba Libres. Fidel zong vrolijk mee in onze onafhankelijkheidliederen . Maar wie waren er bij Aron.. ik. Ik. Alleen ik.
Ik ren naar beneden en vraag, enigszins twijfelend, toch aan Masja, die hoogstwaarschijnlijk niet eens weet hoe meneer gister avond heet, of zij weet hoe ik thuis ben gekomen. “Die Aron,” ‘pfft, ze weet hoe hij heet’ “belde vanochtend aan, jou meesleurend” ‘wel beschamende taferelen dus’ “en toen hebben we je in bed gestopt”.
Meneer gisteravond blijkt Bram te heten en Bram is boer in opleiding, met een echte passie voor het vak. Dat respecteren wij. Natuurlijk. Masja ziet mijn hoofd, en hoort de sarcastische ondertoon in al mijn voorgaande opmerkingen jegens Bram en vraagt of ik Aron niet even zou bellen: “om hem te bedanken.”
Na nog een paracetemol, is het uitstellen van het Aron bellen echt onmogelijk geworden. Een paar dingen die besproken moeten worden. Snel. Je hoort de telefoon al overgaan, de geluiden verergeren de hoofdpijn, maar dan plotseling en geheel zonder waarschuwing de woorden die je weer helemaal laten herinneren wat er de afgelopen nacht is gebeurd: “Hallo Amber”.
__________________
BLABLABLA BLUP
|