Ik sta op een metershoge brug.
Mijn handen rusten op de balustrade.
Ze trillen, maar binnenkort niet meer.
Steeds dezelfde beelden flitsen voor mijn ogen.
Steeds dezelfde gedachten komen in me op.
Mijn geliefde, die ondanks zijn leugens, mij nooit lief heeft gehad. "Ik hou van jou" meende hij, "Je maakt mijn hart compleet" hield hij vol.
En ik, die hem stomweg nog geloofde ook.
Hij zal vast geen spijt krijgen, wat betreft zijn bedriegerij.
Hoe dan ook, hij is van mij af. Hij is voor eeuwig en altijd van me verlost.
Misschien zien we elkaar nog terug in de hemel. Ik hoop van niet.
Van mijn part mag hij branden in de hel. Tot er niets meer van zijn bestaan overschiet.
Even blik ik de diepte in. Het akelige ravijn. Nee, de diepte kan me niet van gedachten veranderen.
Vastbesloten gooi ik mijn rechterbeen over de balustrade, daarna volgt mijn andere been.
Nog steeds heb ik last van trillende handen. Ik weet niet hoe dat komt. Ze trillen zonder reden.
De wind speelt met mijn haren. Mijn haren die ik kort heb laten knippen. Omdat mijn geliefde dat wou. Ik deed het omdat ik immens veel van hem hield.
Ik hou nog steeds heel veel van hem, maar ik vind het afschuwelijk dat hij met mijn gevoelens speelde. Het is onbegrijpelijk wat hij hiermee wou bereiken.
Ik laat mij achteruit vallen. Nu ben ik er klaar voor.
Ik laat mijn handen los. Ik val naar beneden.
Nu is het te laat, hij kan niet meer terugkrabbelen…
|