Een boel vragen over economie.

[bamiPoep]

heb dinsdag hertentamen algemene econmie, is ongeveer economie van havo/vwo niveau, maar ik ben zoooo veel vergeten!
en ik heb echt heeeeeeeel veeel vragen en die leraar wil me niet helpen (laatste college was 3 maadnen geleden)
oke dit tentamen MOET ik dus halen anders geen P

hieronder staan er alvast een paar, en morgen drop ik er nog meer

- het bepalen van de marktvorm zijn dat 3 of 4 punten?:
4 punten aard product, aantal aanbieders, aantal afnemers, toetredingsmogelijkheden of 3 en hoort toetredingsmogelijkheden er niet bij?

- noem eens enkele voorbeelden van interne en externe omgevingsfactoren

- wtf is de 'hoeveelheidsaanpasser' en wat is de 'prijszetter'

- is de ceterius paribus vraagfunctie hetzelfde als de 'normale' vraagfunctie? zo nee; wat is het wel

- wat is het marktmeganisme bij volkomen concurentie (ik weet dat het eigeniljk voor zich spreekt, maar even voor de zekerheid)

- de begrippen BBP, BNP, NNP, NNI, wat zijn ze ook al weer, wat is het verschil en hoe kan je ze eht beste uitelkaar houden? en welke (BBP, BNP, NNP, NNI, ) is het nationaal inkomen

- wat zijn factorkosten?

pleazzzzzzz help mij

ait morgen volgen er meer

[Dolores]

Ben zelf ook geen economisch wonder, maar hier dan een paar antwoordjes.

De toetredingsmogelijkheid hoort er wel bij.

Een hoeveelheidsaanpasser is iemand die z'n hoeveelheid aan moet passen, omdat de prijs voor hem wordt gemaakt en hij daar niks over te zeggen heeft; hij vormt een te klein onderdeel van de totale markt en eigenlijk is hij dus machteloos. De invloed die hij heeft op de prijs is dan ook nihil, dus hij heeft eigenlijk alleen de keuze hoeveel hij produceert. Hij kan dus stoppen of doorgaan, meer of minder produceren. De individuele aanbieder (onder volkomen concurrentie) is dus een hoeveelheidsaanpasser.

Een monopolist is een prijszetter. Hij bepaalt zelf de prijs, waarbij hij rekening houdt met de wensen van de consumenten. De hele markt is van hem, dus hij zet zelf zijn prijs. De consumenten bepalen vervolgens hoeveel ze bij die prijs kopen.

Ik weet niet precies wat een 'normale' vraagfunctie is (misschien heel dom, maarja), maar in mijn boek staat over de ceteris paribus vraagfunctie het volgende: De ceteris paribus vraagfunctie geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelehid, waarbij de overige factoren constant worden verondersteld.

[Freestyler*]

dt zijn inderdaad heel veel vragen
ik heb ook geen zin ze allemaal te beantwoorden
ik garandeer niet dat de antwoorden goed zijn, het is voor mij ook alweer even geleden. DE leuke vragne heeft dionnetje al beantwoord

- het bepalen van de marktvorm zijn dat 3 of 4 punten?:
4 punten aard product, aantal aanbieders, aantal afnemers, toetredingsmogelijkheden

- noem eens enkele voorbeelden van interne en externe omgevingsfactoren
externe omgevingsfactoren zijn factoren waar de onderneming zelf eigenlijk geen invloed op heeft. Het heeft meer te maken met marktomstandigheden. Je kunt denken aan het welvaartsniveau van de afnemers op de markt, het aantal, de marktvorm en de wetgeving in het gebied.
Intern heeft dus te maken met factoren binnen het bedrijf, zoals de productiecapaciteit (niet in zeer korte tijd te veranderen) en de financiele middelen.

- wtf is de 'hoeveelheidsaanpasser' en wat is de 'prijszetter' ik ben het wel min of meer eens met dionnetje


- is de ceterius paribus vraagfunctie hetzelfde als de 'normale' vraagfunctie? zo nee; wat is het wel
Bij ceteris paribus ga je er van uit dat de andere omstandigheden gelijk blijven. Dus als je het hebt over de vraag en het aanbod bij verschillende prijzen enzo, dan veronderstel je bijvoorbeeld dat de preferences van de afnemers niet veranderen.

- wat is het marktmeganisme bij volkomen concurentie (ik weet dat het eigeniljk voor zich spreekt, maar even voor de zekerheid) huh


- de begrippen BBP, BNP, NNP, NNI, wat zijn ze ook al weer, wat is het verschil en hoe kan je ze eht beste uitelkaar houden? en welke (BBP, BNP, NNP, NNI, ) is het nationaal inkomen
nou die begrippen/ afkortingen vind je zo op internet

[bamiPoep]

ait heeeeeel veeel dank

maar uhmm drop ook ff BBP, BNP, NNP, NNI, (beetje tijd tekort om zelf te zoeken enzo) want in me boek staan al die kut-termen door elkaar

maar oke ik heb nog meer vragen :

-ik snap die poeptheorien niet en houi ze ook niet uit elkaar (keynes, monetaristen, en klasieke) leg ff kort en begrijpbaar uit (met m*v=p*t)

-comperatieve kostenverschillen, weer ff kort maar krachtig uitleggen

-ook met consumenetn en producenten surplus

en deze ook ff, want ik snap het antwoord neit:
vraag:
In welk geval is het bruto binnenlands inkomen groter dan het bruto nationaal inkomen?

antwoord:
Als het saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomen negatief is.



ait dit was het voor vandaag morgen meer

[Freestyler*]

maar uhmm drop ook ff BBP, BNP, NNP, NNI, (beetje tijd tekort om zelf te zoeken enzo) want in me boek staan al die kut-termen door elkaar
NEE


-comperatieve kostenverschillen, weer ff kort maar krachtig uitleggen
Ok hier wil ik wel over zeggen dat het te maken heeft met specialisatie. Als land A voor 5 euro product X kan maken en voor 7 euro product Y. BIj land B is dit andersom. Dan kun je comperatieve kostenvoordelen behalen door de landen alletwee te laten specialiseren in het product dat zij relatief het goedkoopst produceren. Ookal maakten ze op het andere product ook winst. Algemeen voordeel kan behaal worden door specialisatie




ja dit was het voor vandaag, de rest doe je maar beter zelf je best voor

ik weet niet welke methode je hebt maar kijk op www.lweo.nl dan scholieren klik je lesbrief aan en tada alle begrippen.