Registreer FAQ Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 14-11-2004, 17:08
Verwijderd
Het ware verhaal van Marathon

Gejuich steeg op van de bebloede en mishandelde aarde en ook van de zee. De Atheense hoplieten wierpen hun zware, rijkversierde schilden neer. De strijd was gestreden en dat was ook de reden van hun vreugde. De verslagen tegenstanders, die dood op het land lagen of de zee opdreven, waren slechts een ongelukkig bijproduct. Eindelijk konden de gewonden verzorgd worden. Eindelijk kon aandacht geschonken worden aan de zeven schepen die de Atheners op de Perzen hadden buitgemaakt.

Phidippides had geen tijd om te rusten. Hij had een taak.
‘Ga met spoed,’ was hem bevolen, ‘laat onze burgers niet langer in spanning wachten, maar vertel hun over de overwinning, zodat zij de feestelijkheden kunnen voorbereiden.’
Niemand zou hem later kunnen verwijten dat hij niet met spoed vertrokken was. Hij was weggeschoten, als een pijl uit een boog en met dezelfde vastberadenheid. Zijn wapenrusting woog zwaar aan zijn lichaam, maar hij hield hem aan. En was geen tijd voor zoiets banaals als omkleden.
Tweeenveertig kilometer was het naar Athene, maar dat was nu even van geen enkel belang. Het enige waar hij zich mee bezig hield was zijn volgende stap, telkens weer de volgende stap, de volgende meter. Hij dacht niet na, noch deed hij de moeite te beseffen wat hij zag. Slechts zette hij zijn ene voet voor de ander, snel, eindeloos, duizenden malen. Zo legde hij twintig kilometer af, zonder van tempo te veranderen. Een steek in zijn zij was alles wat hij aan ongemak ondervond.

Zonder te denken. Op die manier legde hij ook de volgende tien kilometer af en nog steeds weigerde hij halt te houden. Hij was hier immers voor getraind! De Spartanen moesten niet denken dat zij de enige waren met uithoudingsvermogen! Wolken zand stoven op achter zijn soldatenlaarzen.
Wordt het geen tijd om even uit te rusten?
had hij zich af kunnen vragen.
Wat maakt het uit of het nieuws een uur eerder of later aankomt? had hij kunnen denken.
Of: Waarom heb ik niet mijn harnas uitgetrokken?
Maar zijn geest was leeg. Er was geen ruimte voor gedachten.

Ergens op een open veld zag hij het lijk van een nog maar pas overleden vrouw liggen.
Wat is hier aan de hand?
Zou ik haar moeten begraven?
Is er iemand schuldig aan haar dood of is zij bezweken aan honger en dorst?

Zijn geest bleef leeg, hoewel zijn hart gevuld was.

In Athene woonde een vrouw, zo wist hij, mooier dan hij ooit een andere vrouw gezien had. Zij was een dame van hoge afkomst, hij een soldaat en een hardloper. Toch had hij haar wel eens gesproken, een eeuwigheid geleden leek het nu, en hadden ze samen gelachen en had hij zich voor één ogenblik gelukkig gevoeld. Zou zij het zich ook zo herinneren? Zou ze nu vol spanning wachten op nieuws over zijn lot? En als hij dan zelf de stad binnenkwam, zou zij hem dan aanvliegen, omhelzen, zeggen dat ze zo bezorgd geweest is? Of zou hij haar koud laten, zou ze niet weten hoeveel hij van haar hield? Een ogenblik voelde Phidippides zijn benen zwaarder worden. Niet meer denken, schoot het door hem heen. Zijn hart was voldoende in staat om hem voort te drijven. Daar had het zijn brein niet bij nodig.

De tijd schreed voort en zo ook de kilometers. Licht hijgend snelde Phidippides voorwaarts, toen hij plotseling vanuit het niets een hoogmoedige trots voelde opwellen. Niemand had ooit de afstand van Marathon naar Athene in zo weinig tijd af weten te leggen als hij weldra zou bereiken. Geen van de Atheners, zelfs geen van de Spartanen was even snel als hij.
Dat komt doordat ik een betere techniek heb, zei hij in gedachten tegen zichzelf, ik weet hoe ik mijn voeten moet verplaatsen, hoe ik mijn ademhaling en mijn hartslag kan regelen, hoe…
Hij struikelde en viel met een harde klap in het mulle zand. Ondanks het gekletter van zijn wapenrusting en het tollen van zijn hoofd sprong hij zo snel mogelijk weer overeind om zijn tocht voort te zetten. Pijnlijk besefte hij dat het niet zijn fysieke kracht en techniek waren, die hem op de been hielden. Hij liep met de kracht van zijn hart en met zijn liefde voor die ene vrouw, die zoveel voor hem betekende.

De te lopen afstand bedroeg nog zo’n acht kilometer. De steek in Phidippides’ rechterzij begon onverdraaglijk te worden. Hij weigerde het te voelen.

Twee kilometers gleden onder zijn voeten door. Hij voelde zijn hart zwaar en pijnlijk tegen zijn borstkas drukken. Zijn hoofd begon te tollen en hij richtte zijn ogen op de horizon. Als de stad nou maar in zicht kwam…

De laatste loodjes wegen het zwaarst…

Vijf luttele kilometers nog. Normaal lach ik om dit soort afstanden. Waarom zou het nu zwaarder zijn? Levenloze voeten werden voortgedreven door een kracht die sterker was dan zijzelf. Schuim bedekte zijn lippen.

Vier kilometer. Phidippides’ hoofd was oververhit. Voortdurend stond hij op het punt flauw te vallen, maar hij wist zich overeind te houden. Om te ademen maakte hij gebruik van een deel van zijn longen dat hij nooit eerder had gekend. Elke stap deed pijn aan zijn voeten, aan zijn benen, aan zijn armen. Hij probeerde zich zijn doel voor de ogen te halen. Niet de stad Athene, maar de vrouw, die voor hem zo anders was dan alle andere vrouwen. Hij zag haar voor zich, met haar bruine haren, niet erg lang en ook niet kort. Met haar glinsterende ogen en haar vrolijke lach, een lach zoals hij bij geen ander ooit gezien had.
Zijn lichaam en wapenrusting schenen te kreunen, toen hij zijn snelheid verhoogde. Het deerde hem niet, want hij voelde geen pijn.

Voor zich zag hij de trotse stadsstaat opdoemen en hij verhoogde zijn snelheid voorbij het uiterste. Zweet droop in plakkerige stromen van onder zijn helm.
Bij de stad aangekomen nam hij niet de moeite om stil te houden. Verbaasd zagen de stadswachters hem op de poort afrennen en een paar stonden op het punt hem een halt toe te roepen, toen één van de wachters hen tegenhield. ‘Ik herken hem,’ zei hij, ‘dat is Phidippides, de bode. Laat hem maar. We horen later wel welk nieuws hij ons brengt.’

Phidippides had hen niet eens gezien. Hij haastte zich door de poort en richting de huizen van de stadsbestuurders, waar hij het nieuws, dat hij al die kilometers met zich had meegesleept, eindelijk van zich zou kunnen afzetten. Plotseling zag hij daar, links, aan de kant van de weg, een vrouw staan. Ze glimlachte en dat was voor hem al genoeg om haar te herkennen, al was de rest van haar lichaam in een schaduw gehuld geweest. Maar haar glimlach was niet voor hem bedoeld. Naast haar ontwaarde hij nu een man, gekleed zoals het een aanzienlijke Athener betaamt, met haar verwikkeld in een levendig gesprek. Phidippides stond een ogenblik als aan de grond genageld. Nu zijn voeten even stilstonden, trad zijn brein weer in werking.
Niet het ergste denken. Nooit het ergste denken.
Hij riep haar naam. Ze keek op en wierp een blik om zich heen om te zien wie haar geroepen had. Al wat ze zag waren een paar onbetekenende burgers en een in zweet gehulde soldaat, zijn gezicht rood, verwrongen en onherkenbaar verborgen onder een helm. Onaangedaan vervolgde ze haar gesprek.

Phidippides had het gevoel alsof al zijn lichaamsdelen onafhankelijk van elkaar aan het afbrokkelen waren. Hij had voor niets gerend. Of toch niet? De boodschap. Vergeet de boodschap niet. Stapje voor stapje, met een waas van pijn en wanhoop voor zijn ogen, wankelde hij af op de man af, de enige die hij nog net kon bereiken. De man schrok, trok in een snelle beweging zijn dolk en stelde zich tussen Phidippides en de vrouw op. Phidippides deed zijn uiterste best om overeind te blijven en wist vlak voor de man stil te houden. Toen trok hij met moeite zijn zwaard en hief het tot vlak boven zijn hoofd, waarbij hij met zijn laatste adem een schor gefluister wist voort te brengen. Vervolgens zakte hij ineen. Nu zijn hart en zijn lichaam gebroken waren, was er voor het leven geen reden meer om bij hem te blijven. Als een vloedgolf stroomde het zijn lichaam uit, samen met zijn laatste adem.
‘Wat zei hij?’ vroeg de vrouw, wiens glimlach plaats had gemaakt voor een zich verspreidende bleekte. De man keek even verward naar het lijk aan zijn voeten en vervolgens naar zijn dolk, om zich ervan te overtuigen dat er geen bloed aan kleefde. Van alle kanten kwamen mensen aanlopen. ‘Heb je hem kunnen verstaan?’ drong de vrouw aan, ‘wat heeft hij gezegd?’ Niet-begrijpend keek hij haar aan. Toen bukte hij zich, raapte het gevallen zwaard van Phidippides op en verhief het hoog in de lucht, terwijl hij zijn stem deed schallen over de nieuwsgierig naderende menigte: ‘De slag is gewonnen! De dag is van ons!’ Gejuich steeg op uit tientallen monden en de mensen verspreidden zich om het goede nieuws door te vertellen. Phidippides’ lijk moest maar even wachten.

Laatst gewijzigd op 15-11-2004 om 13:11.
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten Kies de winnaar van de verhalenwedstrijd!
Ieke
81 01-12-2004 15:30


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 15:25.