Dit is een (bijna-)aansluiting op een stuk dat ik veel eerder heb gepost. Ik wilde graag weten wat jullie hiervan vinden. Kritiek dus meer dan welkom.
Beide bleven drieëneenhalve week. Drieëneenhalve week samen, dat leek zo lang en bleek zo kort. Het was absoluut niet de liefde van zijn leven, maar er was iets aan haar dat hem had geboeid. Ze had hem veel geleerd, vooral veel geleerd over het leven van het vijftien en bijna zestienjarige meisje, dat leven dat hij zelf natuurlijk nooit had gekend. Door haar begon hij na te denken over dingen, na te denken over serieuzere zaken, waar hij zich tot nu toe alleen maar op school mee had bezig gehouden.
‘Zeg,’ begon ze op een dag, ‘heb je er wel eens over nagedacht dat het Romeinse schrift geen nul kent?’
‘Nullus,’ antwoordde hij meteen.
‘Natuurlijk, maar het Romeinse cijferschrift.’
Even was hij stil.
‘Nee,’ zei hij. ‘Eigenlijk niet.’
‘Heb je Latijn?’
‘Ja.’
‘Grieks?’
‘Nee.’
‘Ik wel.’
‘O.’
‘Hé, doe eens wat geïnteresseerder!’
Dat was het ergste dat hij fout kon doen: ongeïnteresseerd zijn, of in ieder geval ongeïnteresseerd líjken. Als ze iets vertelde moest hij altijd luisteren en response geven. Anders kon ze woedend zijn en sprak ze een uur niet tegen hem, iets dat hij vreselijk vond, omdat ze wel in de buurt was, maar hem gewoon negeerde.
Op een dag was ze naar de markt geweest en had ze – blijkbaar – een nieuw shirtje gekocht. Ze had het aangetrokken, maar natuurlijk had hij het niet gezien. Moest hij soms op alles letten wat ze deed?
Ze had hem een half uur de tijd gegeven, toen had ze beledigd gevraagd of hem niet iets was opgevallen.
Hopeloos verloren bedacht hij wat er nou anders aan haar was. Haar make-up? Haar oorbellen? Haar ketting? Had ze misschien haar haren geknipt?
Toen het akelig stil bleef, was ze woedend opgestapt. Hij was haar wel achterna gegaan, maar begreep niet wat hij fout had gedaan.
‘Je bent ongeïnteresseerd, daar kan ik niet tegen.’
Nog steeds begreep hij het niet. Wat hield dat begrip nou precies in? Ongeïnteresseerd, geen interesse hebben. Maar hij had wel degelijk interesse. Hij dacht er immers over na.
Na lange tijd wilde ze hem eindelijk zeggen dat ze een nieuw shirtje had. En nu ze het zei, zag hij het wel een beetje. Hij had het niet erger kunnen maken dan door te zeggen of ze niet al zoiets soortgelijks had.
Eerst leek ze boos te worden, toen was ze in lachen uitgebarsten.
‘Jongens zijn een ramp. Misschien word ik wel lesbisch.’
Typisch de uitspraak van een vijftienjarige, vond hij dat.
‘Alle jongens?’
‘Alle jongens.’
‘Goh.’
‘Dát bedoel ik nou! Ongeïnteresseerd, snap je.’
‘Ik dacht erover na.’
Ze had gezwegen.
‘Word je echt lesbisch?’
‘Nee. Nou ja, je weet het natuurlijk nooit, je kunt niet in de toekomst kijken.’
Ze bleef even stil en keek naar de zee. ‘Sommige filosofen of natuurkundigen of zo zeiden dat zelfs tijd relatief is.’
‘Welke filosofen of natuurkundigen of zo?’
‘Weet ik niet meer. Natuurkunde is zó saai. Ik kan niet wachten tot ik filosofie kan kiezen.’
‘Dan krijg je weer die sommige filosofen of natuurkundigen of zo.’
‘Praat me niet zo stom na!’
Hij was naast haar in het zand gaan liggen.
‘Weet je, het heelal is oneindig. Daarom is tijd relatief.’
Hij knikte. Soms was ze echt… zoals ze was. Geen woorden die de momenten konden beschrijven.
|