Beste lezer,
Wie kan mijn antwoorden controleren en helpen bij vraag C & D
Metn gaat het volgt te werk om het salmiakgehalte ( = ammoniumchloride)te bepalen:
Aan een dropje van 0.340 g wordt 25.00 mL 0,100 M toegevoegd,
waarna het mengsel geruime tijd gekookt wordt. Een deel van de hydroxide ionen reageert met ammoniumionen:
OH- + NH4+ --> H2O + NH3
Door koken verwijdert met alle ammoniak. Ditwordt over gebracht in een maatkolf en aangevuld tot 100.0 mL. Van de oplossing, die het restant natronloog bevat wordt 25.00 mL getitreerd met 0.0500 M zwavelzuur. Er blijkt 4.25 ml nodig te zijn.
In een duplo bepaling blijkt 4.29 mL nodig te zijn
a. bereken de hoeveelheid OH- in 25.00 mL 0.100 M natronloog in mol. antw:0,100 x 0,025 = 2.5 mmol
b. Bereken het aantal mmol OH- dat zicht in de 25.00 mL bevond bij de titratie met zwavelzuur.
0,0500 mol/l zwavelzuur heb je, en je hebt 4,25 ml nodig >
0,0500 x 0,00425 = 2,125 mmol
c. Bereken de hoeveelheid OH- die met salmiak heeft gereageerd
d. bereken het salmiakgehalte van het dropje
Bij voorbaat dank!!!!!!
Pieter
|