Citaat:
Wawl schreef op 14-04-2005 @ 12:15 :
Maar er is dus alleen sprake van een feitelijke relatie tussen de inlener en de uitzendkracht? Heeft dit geen praktische bezwaren? Waaruit blijkt dan dat de inlener hem werkinstructies mag geven?
|
Dat volgt uit artikel 7:690 BW: De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer (= de uitzendkracht) door de werkgever (= het uitzendbureau), in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever (= de eis dat het moet gaan om een beroepsmatig uitzenden van arbeidskrachten, dit ter afbakening met de overeenkomst van opdracht) ter beschikking wordt gesteld van een derde (= de inlener, het bedrijf waar de arbeid feitelijk wordt verricht) om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht (= de opdracht van de inlener aan het uitzendbureau om uitzendkrachten te sturen. De bewoording doet vermoeden dat dat een overeenkomst van opdracht is, maar dat is niet het geval. Het is een onbenoemde overeenkomst) arbeid te verrichten onder toezicht en leiding (= de grondslag van het instructierecht, de inlener heeft de leiding over de door de uitzendkracht te verrichten arbeid) van de derde.