|
Als iedereen weg is, waar ben ik dan?
Een lichte vervreemding drong tot me door, toen de zon opkwam maar niets meer was dan een enorme zwarte cirkel. Niet dat het me veel deed, natuurlijk, maar het wekte wel een gevoel van verwondering op. Een gevoel waar ik niet van wist wat ermee te doen. Dat was op zich al vreemd, omdat ik gewend was overal de controle over te hebben, niet zozeer omdat ik oppermachtig was, maar omdat ik wel een eigen wereld gemaakt had. Enkel door te denken aan een zwarte cirkel zo groot als de zon, had ik er één laten verschijnen. De zon was niet meer. Ondanks dat verdween ik weer, voor mij was er geen plaats. Al zou er wel plaats voor mij moeten zijn. Iedere nacht vermoordde ik mensen om plaats voor mij te maken, een plaats in deze wereld voor een bestaan. Ik was onaards.
Nog voordat ik in het niets verdween, mijn weg naar de andere wereld zou vinden en volgen, hoorde ik een zachte trillende zang, wat mij niet hoorde te verleiden of weerhouden. De pracht weerhield me toch, want het was iets dat ik nog nooit had gehoord. Niet dat het daarom prachtig was, want dan zou ieder lijk een kunstwerk zijn. Al was het dat ook wel, mijn nagels werden bot gekrabd op de zachte buiken van mijn slachtoffers, ik liet niets over wat herkenbaar zou blijven. De mensen eromheen verkeerden in shock, ze waren verstijfd. Sommigen vielen achterover, de rest zou weldra volgen, want ze waren allen te bang om te helpen. Ik zal nooit van ouderdom sterven.
Het gezang hield aan, terwijl ik zocht naar de bron ervan. Om mij heen raakte alles bedekt onder een dikke laag zand. Vechtend voor mijn leven klom ik omhoog, dreigde begraven te raken, wat nu ongetwijfeld nog niet de bedoeling was. Om mij heen was alles veranderd in een enorme dorre woestijn. Het zand was niet eens mul. Ik liep over het zand nog steeds op zoek naar de bron, maar het was simpelweg onvindbaar. De wind stak op, wat het voor mij onmogelijk maakte de tekst te horen die gezongen werd, zelfs de klanken werden niet geheel gewillig meegevoerd door de wind. Ik viel neer.
Setting sun can’t shine, now you’re gone.
Ik besloot de tekst in mijn lichaam te krassen, om het op te laten vallen als littekens. Ik zou de tekst nimmer vergeten, omdat het in feite liet zien waar ik mee bezig was, wat mijn zoektocht was op deze wereld, niet alleen om te laten zien dat ik poëtisch inzicht had. De tekst was waarheid, een openbaring die me liet zien wat ik gedaan had en wat gebeurd was. De opkomende zon zou niet meer schijnen. Ik was vertrokken. Zou ik het mijzelf ooit kunnen vergeven? De gedachten spookten door mijn hoofd zoals ze bij iedere sterveling op dit moment en plaats zouden doen. Ik was een krijger, gewapend met staal. Ik had nog nooit verloren, maar mijn droom was ene nachtmerrie. Zonder enige nuance had ik mijzelf voorgesteld ieder mens te vermoorden om plaats te maken voor mij, aangenomen dat er steeds nieuwe mensen bij zouden komen, genoeg om mij voor eeuwig een plaats te geven. Om mij oud te laten worden en uiteindelijk verdrukt te laten worden, omdat mijn geest niet scherp genoeg is om te strijden. Ik had mijn eer, maar mijn eer was evenveel waard als een zandkorrel op een wereld die alleen bevolkt werd door mij. Gelukkig leefde ik met mijzelf, al was dat evenveel waard als mijn eer. Ik besloot te gaan rennen, want wellicht kwam ik nog iemand tegen en waren mijn gedachten fout. Dus ik rende, met de wind in mijn rug, soms zo snel dat het leek alsof ik vloog. Maar eigenlijk viel ik, besefte ik, steeds maar weer. Ik zou vallen tot ik stierf. Ik bad om te sterven, mijn ouderdom te bespoedigen en eenzame dood te sterven. Ik bleef rennen, de wind nam me mee en ik kwam langzaam los van de grond, al zou ik zweren dat mijn voeten de grond bleven raken. Mijn ogen bedrogen mij, dat was zeker. Het viel me op hoezeer de wereld nu hetzelfde was. Zo erg, dat ik me afvroeg of ik wel bewoog, maar uiteindelijk bewoog ik niet, want ik had geen punt om mee te vergelijken. Mijn voetsporen werden prompt uitgewist en de hemel was felblauw. Er was niets te zien, maar het was dan ook beter om mijn ogen gesloten te houden. Dus dat deed ik, stilzwijgend, om te ondervinden dat mijn gebeden verhoord waren.
---
Eer aan Changshan, wie de titel verzon.
Laatst gewijzigd op 07-05-2005 om 22:38.
|