Wellicht heb je hier wat aan...al is dit weer meer tegen die stelling.
Zwarte en witte scholen
In een artikel over het Comenius Lyceum in Amsterdam in TooN, februari 2003, stond: “Directie, docenten én leerlingen van het Comenius Lyceum in Amsterdam zijn de negatieve mediaberichten over problemen met allochtone jongeren spuugzat. ‘Oneerlijk’, noemen ze het. Want de allochtone jongens en meiden op deze Amsterdamse school bewijzen het tegendeel: het gaat goed met ze en ze gaan naar eigen zeggen plezierig met elkaar om. Het andere verhaal van een kleurrijke school.”
Zwarte, of zoals in het artikel genoemd ‘kleurrijke’, scholen hebben een negatieve naam. Toch zijn ‘zwarte scholen’ niet per definitie slechter dan ‘witte scholen’, het gaat om de kwaliteit van het onderwijs.
Er moet geïnvesteerd worden in achterstandsonderwijs en leerkrachten in plaats van in gedwongen spreiding van allochtone leerlingen over zwarte en witte scholen.
Zwarte scholen zijn scholen met meer dan 50% allochtone leerlingen. De scheiding tussen witte en zwarte scholen ontstaat doordat bepaalde scholen allochtone leerlingen weigeren op grond van hun identiteit of omdat ze het te duur vinden om allochtonen op te nemen. Bovendien sturen veel autochtone ouders hun kinderen liever naar een witte school.
Het ontstaan van zwarte en witte scholen is niet geheel tegen te gaan, de meeste zwarte scholen staan in de grote steden, waar de helft van alle leerlingen allochtoon is. Scholen met meer dan 50 procent allochtonen zijn dan ook bijna onvermijdelijk, dit heeft weinig met apartheid te maken. Ook zijn de juridische mogelijkheden voor spreidingsbeleid op grond van anti-discriminatiemaatregelen en -wetgeving zeer beperkt.
Een zwarte school is niet per definitie een slechte school. Er zijn goede en slechte witte scholen en andersom. Prestaties zijn niet afhankelijk van de kleur van de leerlingen, maar van heel veel andere factoren. Dit zijn een krachtige directie, een hecht lerarenteam, de nadruk op basisvaardigheden en een veilig en ordelijk sociaal klimaat. En deze factoren zijn ook te vinden op zwarte scholen.
De reden dat zwarte scholen vaak slechter presteren is dat zij veel leerlingen met een onderwijsachterstand hebben. Deze achterstanden van leerlingen zijn eerder het gevolg van de economische en sociale positie, dan dat zij aan de etniciteit te relateren zijn. Zo zijn er ook autochtone leerlingen die onderwijsachterstand hebben, maar een hoog percentage van deze leerlingen maakt van een school geen ‘zwarte school’. Het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid richt zich op het verbeteren van de positie van kinderen die vanwege sociale, economische of culturele factoren achterstanden hebben opgelopen. Dit heeft dus niet alleen voor allochtone, maar ook voor autochtone leerlingen positieve gevolgen.
Allochtone leerlingen (zogenaamde 1.9 leerlingen) over witte scholen spreiden heeft weinig tot geen zin. Uit onderzoeken, waaronder het Prima-Cohortonderzoek is gebleken dat allochtone leerlingen die van een zwarte naar een witte school gaan, daar niet beter gaan presteren.
Een oplossing om dan toch het negatieve beeld van zwarte scholen weg te halen is het bieden van openheid, waardoor de Nederlandse samenleving een eerlijk beeld krijgt omtrent de zwarte en witte scholen problematiek. Dit zou ook helpen om het probleem terug te dringen, aangezien er bij meer openheid meer autochtone ouders bereidt zullen zijn hun kinderen weer gewoon naar een school in de wijk te brengen, ook wanneer dit een zwarte school is.
Door het ontstaan van zwarte en witte scholen ontstaat er een splitsing in de maatschappij. Zwarte scholen staan haaks op het ideaal van maatschappelijke integratie van allochtonen. De politiek ziet in dat de etnische tweedeling in het onderwijs kan leiden tot 'culturele botsingen'. Maar verplicht spreiden werkt ook niet motiverend, niet voor de kinderen, de ouders (allochtoon of autochtoon) en ook niet voor de school.
Op zwarte scholen zullen allochtone leerlingen te gemakkelijk hun eigen taal spreken en zo te weinig uitgedaagd worden om het Nederlands goed onder de knie te krijgen. Daarentegen spreken lang niet alle allochtone kinderen dezelfde taal. Voor hen is Nederlands dan ook de makkelijkste taal om met klasgenoten die van huis uit een andere taal spreken te communiceren. Bovendien kunnen ook hier achterstandsonderwijs en goed geschoolde leerkrachten veel uitmaken.
Door de kwaliteit van zwarte scholen te verbeteren, maar ook door openheid over de kwaliteit van scholen kan men met name de vooroordelen wegnemen dat zwarte scholen per definitie slechter scoren dan witte scholen. Autochtone ouders zullen hun kinderen dan waarschijnlijk eerder dan eerder naar de school in hun eigen wijk brengen.
Bovendien is onderwijsachterstandenbeleid niet alleen gericht op allochtone leerlingen, maar ook op autochtone kinderen in achterstandsposities. Dit heeft dus niet alleen voor allochtone, maar ook voor bepaalde autochtone leerlingen positieve gevolgen.
Er moet geïnvesteerd worden in achterstandsonderwijs en leerkrachten in plaats van in gedwongen spreiding van allochtone leerlingen over zwarte en witte scholen.