Het schoolgebouw bleek een gigantisch kasteel te zijn. En niet zomaar een kasteel, het stond ook nog eens op het topje van een van de hoogste bergen. Ik meende zelfs sneeuw op het dak te kunnen zien. Lang kon ik er niet naar kijken, want er kwam een al wat oudere man naar me toe. “Meneer Damar?” Toen ik knikte, pakte hij mijn hand en schudde hem. “Ik ben meneer Aheeri, de directeur. Zo dadelijk zal ik u een rondleiding door de school geven, maar eerst wil ik u vertellen hoe blij ik ben dat u hier aardrijkskunde komt geven.” Met een verbaasd gezicht knikte ik. Dit had de Naijgong me niet verteld, maar het verklaarde wel waarom ik deze opdracht moest uitvoeren. Drie jaar eerder was ik namelijk afgestudeerd als aardrijkskundeleraar. Helemaal beduusd liet ik me meevoeren door meneer Aheeri. Hij was ontzettend aardig en ik kon niet geloven dat dit werkelijk de man was die ik onschadelijk moest maken. Nu pas drong het tot me door wat mijn opdracht inhield. Omdat ik liever niet de verkeerde man vermoordde, besloot ik nog even te wachten totdat ik er zeker van was dat dit de man was die de Naijgong had bedoeld.
De rondleiding voerde me door de hele school, van de keuken naar de slaapzalen naar de aula. Op een gegeven moment bleef meneer Aheeri bij een deur staan en zei: “Hier is de toegang naar de kelder, maar deze wordt nauwelijks gebruikt.” Hij glimlachte vriendelijk en ik glimlachte terug. Daarna bracht hij me naar de kamer waar ik de komende dagen zou wonen. Het was een ruim vertrek met donkere meubels. Als ik door het raam keek, had ik een prachtig uitzicht. De directeur vroeg of alles naar wens was, wat ik kon bevestigen. Ja, alles was naar wens, behalve dan dat ik steeds meer twijfelde over de juistheid van mijn opdracht.
Naarmate de dagen verstreken, raakte ik meer en meer overtuigd dat meneer Aheeri gewoon een aardige man was en de Naijgong een obscure organisatie. Waarom hadden ze me anders zo gebrekkig geïnformeerd? De enige reden dat ik naar deze school was gegaan, was dat ik me bedreigd en geïntimideerd had gevoeld. Ik was er zeker van dat ze me zouden vermoorden als ze dat wilden. Per slot van rekening moest ik van hen ook iemand vermoorden, dus ze waren niet afkerig van het idee iemand te doden. Omdat ik bang was en meer duidelijkheid wilde, besloot ik om eerst het laatste deel van mijn opdracht te volbrengen. Ik zou een bezoek brengen aan de kelders en daar net zolang zoeken totdat ik had gevonden wat de Naijgong had bedoeld.
De vierde nacht kwam ik om half drie mijn bed uit. Ik wist dat de conciërge om zes uur opstond, dus ik had ruim drie uur de tijd. De school was volkomen verlaten. Het enige wat ik hoorde, waren mijn gedempte voetstappen op het tapijt. Het was even zoeken naar de kelderdeur, want de school bestond uit vele smalle gangetjes en trappetjes, maar uiteindelijk vond ik de goede deur. Mijn hart bonkte in mijn keel toen ik de deur opende. Wat zou ik vinden? Zou ik überhaupt iets vinden en zo ja, wat zou dat zeggen over de directeur en de Naijgong? De deur kraakte een beetje, snel sloot ik hem achter me. In de rest van het kasteel waren de gangen met kaarsjes en olielampjes verlicht, maar hier was het pikkedonker. Voorzichtig tastte ik langs de muur en zette ik een stap naar voren. Dat was niet zo slim, het bleek namelijk dat zich direct achter de deur een trap bevond. Ik viel ongeveer een meter naar beneden en bezeerde mijn elleboog. Kreunend kwam ik overeind, mijn stommiteit vervloekend. Ik liep de trap weer op en pakte in de gang een kaars uit zijn houder. Dat had ik natuurlijk eerder moeten doen, maar ik was te gespannen en kon niet helder denken.
Onder de trap waren drie deuren. De meest linkse deur kwam uit in een leeg kamertje, het was duidelijk dat ik daar niet moest zijn. Achter de tweede deur bevond zich een opslagplaats. Het stond er vol met tafels, stoelen en benodigdheden voor de tekenles. Nadat ik een half uur tussen de potloden, ganzenveren en schildersezels had doorgebracht, kwam ik tot de conclusie dat ik toch de derde deur moest hebben. Natuurlijk was het die deur, het is immers een ongeschreven wet dat dingen altijd op de laatste plaats liggen waar je ze zoekt. Als ik bij de meest rechtse deur was begonnen, had ik de meest linkse deur moeten hebben. Soms zit het leven logisch in elkaar.
__________________
Het werkelijke leven is een veel oppervlakkiger gedoe dan men zichzelf bekennen wil. (T. Thijssen)
|