|
Vorig jaar om deze tijd was ik msnloos, maar me ondertussen hard aan het voorbereiden op mijn eerste meeting ooit. En wat zag de wereld er veelbelovend en mooi uit. Drie maanden later zou ik verdwaasd naar de brokstukken kijken, de brokstukken van mijn luchtkastelen. De wereld wordt nooit anders, geen menselijke gemeenschap zal ooit anders zijn, wezenlijk anders dan de rest. Alles is anders, maar alles is toch gelijk met alle andere groepen waar je ooit deel van hebt gemaakt, ooit deel van zal maken.
En dat was ook meteen waarom ik de brokstukken bijeen kon vegen, het bruikbare eruit vissen, en begon met bouwen aan een simpel stenen huis. Geen kasteel meer, maar een huis, praktisch en overzichtelijk. Een huis ook waarin ik me op mijn gemak zou kunnen voelen, thuis zou zijn. Nooit meer zou kunnen verdwalen in mijn pretenties. Bewust van mijn kwetsbaarheid, en, belangrijker, van mijn kracht. Dat huis zou onverwoestbaar zijn, zo onverwoestbaar als mijn optimisme.
Toen ik nog druk bezig was met het opzetten van zijn muren, kwam een orkaan, groter dan ooit voor mogelijk gehouden, vewoestend en machtig. Er was niet veel meer te doen dan in elkaar te duiken en het over je heen laten gaan. Daarna gaf ik een voorzichte trap tegen het fundamentswerk, dat het hield, dat het ook bleef houden toen ik in de volgende weken geregeld kleine explosieven liet ontploffen. Met evenveel kans was het ingestort, en dan? Dan was er ook nog wel wat mogelijk geweest.
Langzaam, maar zeker, vorderde de buitenmuren, de binnenmuren, en kortgeleden is het dak gelegd, bestaande uit resten van vroeger, nieuwe stenen en symbolen van vroeger en nu. Wat daar stond was wat over was na de najaarsstormen, maar het stond en het was ontegenzeggelijk van mij, van de ik die het leven moest nemen zoals het kwam, niet hoopte, maar wel optimistisch was. Is dat een onmogelijke combinatie, zeg je? Dat optimisme ging ervanuit dat het zou krijgen wat het toekwam, maar niet wat het persé wenste.
En dan is het tijd voor het dak, en dat moment moet een zéker moment zijn, van dan af kun je alleen maar verbouwen, niet meer bouwen. De eerste beginpunten ervan waren al gelegd met volledig nieuwe vriendschappen, en midden juni was het tijd voor Het Dak. Een weekend vol oude tradities, nieuwe krachten, herinneringen en toekomstplannen.
En dat was nog zo simpel niet. Mijn moeder zag het niet zo zitten dat ik drie dagen voor de proefwerkweek anderhalve dag niks aan studie zou kunnen doen, vreesde ook breken met de spijswetten en vond het hele idee nogal idioot. Tot drie keer toe heb ik haar moeten en kunnen overtuigen, met een enkel leugentje om bestwil. Toen waren er nog de treinen, die reden namelijk niet. Komt tijd, komt raad. Gezien ik al tijden tevoren had weten te regelen dat ik met Jette mee kon rijden, kwam het erop neer dat ik zo dicht mogelijk bij haar zou moeten uitkomen Broers met rijbewijs, een strippenkaart en leraren aardrijkskunde die een alternatieve routeplanning ook een vorm van migratie en mobiliteit vonden, boden een helpende hand, en zo stapte ik dus op vrijdag 17 juni, beladen met rugtas en slaapzak, in mijn broers auto, vervolgens in de bus en daarna weer in de auto van Jettes ouders, samen met Jette en haar vader. Toen was het weekend begonnen, ja.
De weg vinden, na twee uur aankomen, en na korte tijd begroet te worden door één bekend en drie min of meer bekende personen. Donkere houten balken, heiligenbeeldjes (niks tegen Jezus, joden onder elkaar). Jette en ik zaten elkaar maar verlegen aan te kijken terwijl naast ons haar vader en die van Annemarie al in een diepgravende discussie verdiept waren. Het eten van Eric, waar hij al twee maanden van te voren over was begonnen, en dat die eer zeker wel waard was, maar ook de erwtensoep. Middentijds symbool dat nogal lachwekkend was. Ongeveer zo lachwekkend dat ik vreesde dat Annemarie van haar stoel zou vallen toen ze eenmaal doorhad waarom ik haar met een nooit eerder vertoonde gezichtsuitdrukking aankeek.
De schuur, zo vol boeken dat je met je schouders net tussen twee kasten paste. En -natuurlijk- de oudste, best bewaarde traditie. Best bewaard omdat ik nooit erg behoefte had om het écht in praktijk te brengen. Tafeltennis. Geen ontkomen aan, nee.
En alsnog in zulke bewoordingen uitgesproken dat een buitenstaander er niet veel wijs uit zou worden. Deze ongeveer "Over een halfuur gaan we". Taal bestaat uit meer dan woorden alleen, ja. Blik en toon waren tesaam met de tekst wel duidelijk. Het bekende getik, zweten in de hitte, achteraf op een of ander schoolpleintje nog even met zijn vieren zitten, dan maar eens terug. Bleek Jettes vader al weg te zijn. Matrassen naar beneden slepen en opmaken, het herstellen van oude tradities ("Ik wil wél een revenche over een jaar of zo" "Daar hóú ik je aan?!!") Truth or dare spelen, Jette kietelen, kijken wie de grootste voeten heeft, 's ochtends de voeten van Annemarie in je rug als die naar buiten loopt, kussengooien met Jette, en dan een dag het pretpark in. Eric die in de trein een jongetje per ongeluk een klap verkocht. Achtbanen, waterattracties, weigerende pinpassen, hitte. Stuk voor stuk verbrand die avond. Annemarie en fotowoede, Jette en ik die daar zo goed en zo kwaad als het ging onderuit probeerden te komen (pas altijd op in de trein voor die plankjes voor eten en drinken als je je op de grond liggend omhoogwerkt). Met zijn achten aan tafel, die avond. Wij met zijn vieren lachen om dingen die we zelf niet eens begrepen,en toen bleek dus ook dat het voor mij nogal laat was om naar huis te komen. Tweede nachtje bij Jette dus. Eindeloos ouwehoeren, dan weer knuffelen, dan weer lachen om onbegrijpelijke dingen.
Die nacht kwam Jettes broer per ongeluk nog thuis,terwijl ik in zijn kamer sliep.Ontmoeting om vier uur 's nachts. De volgende ochtend beschuitjes met hazelnootpasta, achter Jette's computer zitten. Daarna een familietheeuurtje. Cola en koek. Nog even samen, Jette en ik. Daarna met de trein terug. Ja, dat dak staat er.
__________________
We leven, we ademen.
|