Het is een beetje vroeg, maar omdat de deadline van ons schoolkrantje (voor die van Sinterklaas/kerstmis) al vrijdag is, wilde ik het verhaal nu alvast hier posten.
Rudolph heeft een zeer gevoelig karakter. Hij is lief, zorgzaam, trouw en heel mooi. Maar ik daarentegen ben ongevoelig, onaardig en ontrouw. En ik schaam me ervoor. Ik hou zielsveel van Rudolph en ik zou hem nooit kwijt willen. Maar tegelijkertijd is er nóg iemand, waar ik iets heel speciaals voor voel. Een zeker persoon, die ik niet goed ken. En juist daarom is hij zo aantrekkelijk. De blik in zijn ogen doet mijn adem stoppen. De aanraking van zijn handen geeft me kippenvel. En zijn geur doet me denken aan een veld vol zonnebloemen, aan een plek waar de zon schijnt en waar men geniet van het leven. Hij maakt me gek en onzeker. Zo erg, dat ik niet meer weet wat ik moet doen.
Aan de ene kant heb ik mijn relatie met Rudolph, vol zekerheid en loyaliteit, maar aan de andere kant mijn affaire, zoals ik dat zelf graag noem, met mijn zwarte ridder, mijn held in de nacht. Ik weet wat ik aan Rudolph heb; hij is mijn beste vriend, mijn steun en toeverlaat. Maar Pieter geeft me de rillingen, maakt het leven opwindend en spannend en zorgt dat ik verslaafd raak aan hem, zijn zoete geur en geheimzinnige gedrag. Mijn geest heeft Rudolph nodig, maar mijn hart schreeuwt om Pieter!
De sneeuw lag in dikke pakken op de grond en had de hele wijk wit gekleurd. Als ik, vanuit mijn slaapkamerraam, de straat inkeek, zag ik in alle huizen de versieringen. De wissel tussen de twee feestdagen vond zich altijd in deze periode plaats. Gezinnen ruimden de Sinterklaasspullen op en haalden de kerstversieringen van zolder. Ik had al een praatje gemaakt met de kerstbomenverkoper. Hij voorspelde grote winsten dit najaar vanwege de negatieve sfeer die er had gehangen rond Sinterklaas. Volgens hem verheugden de mensen zich op een warm en gezellig feest, waar familie bij elkaar kwam en waar lekker gegeten werd. En omdat Sinterklaas, voor de zoveelste keer, oppervlakkig en betekenisloos voorbij was gegaan, behalve voor de kleine kinderen en mij, kon niemand wachten met het opzetten van de kerstboom.
En zo ook hadden wij de kerstboom thuis staan. Ik had niet geholpen met het opzetten ervan. Ik vond Sinterklaas veel spannender. Twee maal in de week je schoentje zetten, het geklop op de deur, de vraag wat je allemaal zou krijgen, of je überhaupt wel iets zou krijgen. En natuurlijk al de lekkere zoete troep die je mocht eten. Al lang voor Sinterklaas in het land zou komen lagen de winkels vol met kruidnootjes, pepernoten, taaitaaipoppen, chocoladeletters, marsepeinen varkentjes en noem maar op.
Ik genoot van deze feestdag, in tegenstelling tot mijn ouders. Zij waren echte familiemensen en dus zou de hele familie op bezoek komen. Mijn moeder was alweer druk bezig met het samenstellen van het kerstmenu en mijn vader regelde een extra lange tafel en het messenwerk, dat nodig was voor de kalkoen, die mijn moeder élk jaar klaarmaakte.
Terwijl alle bezigheden beneden ongestoord doorgingen, vermaakte ik mezelf op mijn kamer. Mijn moeder had ondertussen al tientallen keren geroepen dat ik moest komen helpen, maar ik weigerde principieel. Ik had behoefte aan rust, ik wilde helemaal alleen zijn en nadenken over dingen die voor mij belangrijk waren. Maar zij konden niet zien dat ik met een dilemma zat. Zij hadden alleen oog voor kerstmis.
Ik moest denken aan Rudolph, die er ook bij zou zijn met het grote kerstmaal. Hij zou me met zijn prachtige kraaloogjes aanstaren en zo af en toe een knipoog geven. Hij genoot ook van de kerstdagen. Kerstmis was zijn leven, zijn passie. Hij leefde er het hele jaar naartoe en ging er op het moment zelf helemaal in op. Ook hij was rond deze tijd druk bezig met alle regelingen voor dé dag. Hij had altijd een hele waslijst die hij moest afwerken. ‘Alles moet perfect zijn,’ hoor ik hem nog zeggen.
Op dat soort momenten dwaalden mijn gedachtes steeds meer af naar Pieter. Hij hield, net zoals ik, niet van kerstmis. Hij vond het overdreven en belachelijk. Want waarom zou je een feestmaal houden, voor zo’n dikke en domme kerstman? Nee, Pieter was dol op Sinterklaas. Net zoals kerstmis voor Rudolph, was Sinterklaas Pieters leven. Zelfs als het zomer was en er totaal geen sprake was van de feestdag, hield hij zich er continu mee bezig. Hij sloeg hele ladingen snoepgoed in en at elke dag een beetje. Natuurlijk deelde hij ook, waar onze liefde mee was begonnen. Pieter was qua persoon heel vrijgevig. En de dag dat ik hem voor het eerst goed bekeek en hij mij een chocolade letter overhandigde, de eerste letter van mijn naam, voelde ik een vonk tussen ons overslaan.
Na die eerste keer heb ik hem nooit meer gezien. Ik was bang dat hij me zou vergeten, dat hij de vonk niet gevoeld had en dat ik alleen achter zou blijven. Maar toen Sinterklaasdag steeds dichterbij kwam, zag ik overal dingen die me aan Pieter deden denken. De chocoladeletter lag in elke winkel en zodra ik hem proefde, was het alsof hij voor me stond. Alsof ik zijn geur rook en zijn lichaam kon aanraken.
En toen, totaal onverwacht, stond hij voor de deur. Hij glimlachte zijn rij witte tanden bloot en knipoogde naar me, zoals Rudolph altijd deed, maar dan seksier. Ik was totaal overdonderd door zijn aanwezigheid en direct voelde ik de vlinders op komen vliegen.
De dagen daarna waren we veel bij elkaar, zonder dat Rudolph hier ook maar iets vanaf wist. Ik wilde absoluut niet dat hij er achter zou komen, omdat ik wist dat het hem pijn zou doen. Pieter wilde ook niet dat hij er achter zou komen, dus hadden we besloten onze monden dicht te houden en in stilte van elkaar te genieten.
Eerste kerstdag brak aan. De dagen die eraan vooraf waren gegaan, hadden gezorgd voor een perfect gedekte tafel een heerlijk ruikend maal en een vrolijke stemming, dat alles moest ik toegeven. Hoewel ik niet deelde in de vrolijke stemming. Mijn gevoelens voor Pieter waren steeds sterker geworden en mijn haat voor kerstmis groter. Voor Rudolph voelde ik nog steeds even veel, maar dat kon niet op tegen mijn liefde voor Pieter. Ik wist dat ik verplicht was, tegenover zowel Rudolph als Pieter, een keuze te maken, maar ik kon het niet. Ik wilde Rudolph geen pijn doen, maar ik wilde niets liever dan bij Pieter zijn. En die twee gingen niet samen, dat was een feit.
Niets vermoedend zat ik in de sneeuw, met mijn neefjes om me heen. Ze hadden me gedwongen een sneeuwpop te maken, mét een hoge hoed én een wortel. Maar ik kon niet voorkomen dat deze sneeuwpop, dankzij mijn artistieke talent, op Pieter ging lijken.
‘Christianna, het is kerstmis hoor, geen Sinterklaas!’ riep één van hen.
‘Kerstmis is stom,’ reageerde ik en ging rustig verder met mijn Pieter look-a-like.
Na enige minuten was mijn creatie af en ik bekeek hem van een afstandje. Mijn neefjes waren onderhand alweer naar binnen gerend, huilend vanwege hun bevroren handjes en hunkerend naar een kop warme chocolademelk.
Ik bleef buiten, had geen behoefte aan warmte. De keuze die ik moest maken, maakte me droevig en ik vond dat ik niet het niet kon maken om binnen gezellig te doen, zeker niet tegenover Rudolph. Diep van binnen stond mijn keuze al vast, ik zou bij Pieter blijven. Maar ik kon het nog niet toegeven. Ik voelde me schuldig over het feit dat ik Rudolph zoveel verdriet zou doen.
‘Wat mooi,’ zei een kalme stem.
Verrast draaide ik me richting het geluid en keek recht in de zwarte ogen van Pieter. Een ongemakkelijk gevoel overvloog me en ik wist niet goed wat ik moest zeggen.
‘Wat doe je hier?’ vroeg ik daarom.
‘Ik kom afscheid nemen,’ antwoordde Pieter.
Ik had geen idee waar hij het over had en ik keek hem daarom vragend aan. Hij zette een aantal stappen in mijn richting en bleef vlak voor me staan. Ik voelde de condens van zijn adem in mijn gezicht en ik dacht even dat ik zijn hart, in deze winterse stilte, kon horen kloppen.
‘Ik ga terug naar Spanje,’ vertelde hij. ‘De grote baas is klaar. Alles is ingepakt en we varen morgenochtend vroeg weer terug. Ons werk zit erop, het spijt me.’
Mijn mond viel open. ‘Spanje?’ vroeg ik ongelovig. ‘Wat heb je dáár te zoeken?’
Pieter wendde zijn blik af en ik kreeg het gevoel dat hij niet eerlijk was. Hij worstelde met zijn geweten en zocht de juiste woorden om het me op een voorzichtige manier duidelijk te maken.
‘Ik ben zo druk rond de tijd van Sinterklaas,’ begon hij. ‘Omdat het mijn werk is. Ik zorg voor het snoepgoed in jouw schoen, ik zorg voor de cadeautjes in de zakken, die ik voor jouw deur zet, ik klop op jouw deur met pakjesavond.’
‘Dus jij bent…,’ hakkelde ik. ‘Jij bent zwarte piet?’
Hij knikte en glimlachte. Maar ik was verbijsterd, stond met mijn mond vol tanden en wist niet hoe ik me moest voelen. Moest ik blij zijn, of verdrietig? Moest ik boos zijn of moest ik lachen?
‘En Rudolph is een goede vriend van mij,’ sprak Pieter. ‘Hij doet hetzelfde werk, alleen dan voor de kerstman. Sterker nog, hij trekt de slee voor!’
Enthousiast gebaarde Pieter met zijn handen, alsof het een leuk verhaal was. Maar ik vond het niets. Mijn vriend bleek de kerstman te helpen en de jongen waarmee ik dacht vreemd te gaan, was de rechterhand van Sinterklaas! Hoe overdreven ongeloofwaardig kon je leven verlopen??
Gaarne zoveel mogelijk fouten eruit halen...