onderwerp en persoonsvorm

Ik heb de volgende zin.

Wie heeft zout in de suikerpot gedaan?

Heeft is de persoonsvorm, ik moet het onderwerp er bij zoeken.

Wat is dan het onderwerp. En hoe kom je er aan?

[Missy]

Franny schreef op 14-05-2006 @ 12:36 :
Ik heb de volgende zin.

Wie heeft zout in de suikerpot gedaan?

Heeft is de persoonsvorm, ik moet het onderwerp er bij zoeken.

Wat is dan het onderwerp. En hoe kom je er aan?

Wie is het onderwerp.

* Onderwerp staat meestal voor de persoonsvorm.

Misschien dat iemand anders een duidelijkere uitleg kan geven.

[mathfreak]

Franny schreef op 14-05-2006 @ 12:36 :
Ik heb de volgende zin.

Wie heeft zout in de suikerpot gedaan?

Heeft is de persoonsvorm, ik moet het onderwerp er bij zoeken.

Wat is dan het onderwerp? En hoe kom je er aan?

Het onderwerp kun je meestal vinden door de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of omgekeerd) te veranderen. Het zinsdeel dat dan meeverandert is het onderwerp. In jouw voorbeeld werkt dat echter niet, omdat je hier een vragende zin hebt die met wie begint. Stel echter dat je de zin "Hij heeft zout in de suikerpot gedaan" hebt. Dit is tevens een mogelijk antwoord op de zin die jij als voorbeeld gaf. Om in deze zin het onderwerp te vinden wijzig je de persoonsvorm in hebben. Je krijgt dan de zin "Hij hebben zout in de suikerpot gedaan". Omdat hij enkelvoud is en hebben alleen maar als persoonsvorm bij een meervoud voor kan komen, moeten we hij dus vervangen door een meervoud, dus dat betekent dat hij het onderwerp van de zin "Hij heeft zout in de suikerpot gedaan" is. In de oorspronkelijke zin is wie dan het onderwerp van de zin.

[Iduna]

Franny schreef op 14-05-2006 @ 12:36 :
Ik heb de volgende zin.

Wie heeft zout in de suikerpot gedaan?

Heeft is de persoonsvorm, ik moet het onderwerp er bij zoeken.

Wat is dan het onderwerp. En hoe kom je er aan?

Het gaat hier om een vragende zin. Het antwoord op de vraag 'wie' is dus nog onbekend. Maar 'wie' slaat terug op diegene die de zout in de suikerpot heeft gedaan, in dit geval een persoon, dat kan een naam zijn of 'die jongen' of 'dat meisje'.

Voor 'wie' kun je een aanwijzend voornaamwoord invullen:
Wie = die (bijv. die jongen).