A: ik heb bijv. een schilderij gemaakt, met een man en een vrouw, bomen, een klok en een zonsondergang.
Bij A moet je deze aspecten dan verklaren, waarom je ze hebt gekozen, en wat ze eventueel symboliseren.
Als je abstract hebt gewerkt dan moet je uitleggen wat je idee en doel hiervan was.
B: de verschillende beeldende aspecten benoemen die je benadrukt hebt. Dus bijv. lijn, compositie, kleur, vorm, ..etc. (ik weet ze eve niet uit mn hoofd

)
Dus bij wat je bij A in gaat vullen, moet je bij B verklaren. Dus waarom heb ik het meisje schuin getekent ipv recht, waarom heb ik haar blauw gemaakt ipv roze, waarom heb ik haar vooraan neergezet ipv achteraan..
meer duidelijk?