Je bent een mens van vlees en bloed, en je zult net als iedereen kunnen begrijpen wat het is om verliefd te zijn, de hete bloedscheuten door je lichaam te voelen en compleet overgegeven te zijn aan het voelen hoe zij aan je broek trekt, en de liefde met je bedrijft. Ach de liefde, hoe vaak heb je wel niet gevloekt en gezucht, en blinde haat gevoelt jegens iedereen die je deze liefde ontkende. Hoe je je voelt, op het moment dat een ander haar aanraakt, het moment dat je weet, dat je beseft, dat je achter de waarheid komt van het beest dat liefde heet. Het is je overkomen. In feite overkwam het je gisteren.
Die keer, dat je thuis kwam, je gezicht op onweer omdat de baas lastig deed. Je zal het nooit vergeten. Je voelde dat er iets was, dat het mis was. Haar telefoontje klonk te afgemeten, haar glimlach was niet te horen door de kabels die jullie van elkaar scheidden. Je deed de deur open en zag de gepakte vuilniszakken. Je denkt dat er verder nooit iemand zal zijn die net als zij vuilniszakken inpakt. Waarom heeft ze in vredesnaam niet een fatsoenlijke koffer, zoals als iedereen? Waarom schafte ze niet een koffer aan voor deze gelegenheid, het liefst twee. Dan had ze haar koffers echt kunnen pakken, overpeins je. Een halve seconde later besef je dat dit taalkundig probleem kan worden opgelost met een simpele verandering van spreekwoord. Ze pakt verdomme haar biezen. Wat biezen ook in vredesnaam zijn. Zal wel iets van doen hebben met rieten daken of gevlochten manden dacht je woest. Je rukte de deur naar de badkamer open en daar stond ze, vers uit de douche. Woest was je op de man die haar van je had verwijderd, die haar weg heeft gerukt uit jouw veilige armen. Woest was je omdat ze wegging, en vooral vanwege de vuilniszakken. Je schreeuwde, maar wat weet je niet meer. Zij schreeuwde terug, terwijl haar handdoek langzaam enkele centimeters naar beneden gleed. Je weet nog precies hoe je de millimeters aftelde die nog restten, voordat haar borst geheel ontbloot zou worden. Woede en lust nu, en een sterke scheut ontkende liefde schoten door je kop, langs je ruggegraat naar beneden, terwijl je vaag registreerde hoe ze iets zei over het Leger des Heils, en dat ze ook wel eens wat nieuws mocht kopen. Veel heb je niet meer gehoord. Met een grote stap was je bij haar, en ging het beest los.
Nu je hier ligt, met een zachte, huid tegen de jouwe vraag je ineens: “Waar zijn die vuilniszakken voor?” Ze antwoord slaperig: “Oude kleren voor het Leger des Heils, wil jij ze morgen afleveren bij het verzamelpunt?” Je knikt.
Laatst gewijzigd op 17-05-2006 om 13:46.
|