Oorsponkelijk bedoelt als uitwerking van VO5, maar dat is het niet helemaal geworden, ben ik bang.
Toch een mooie oefening geweest om het neerzetten van een sfeer door een omgeving te beschrijven beter onder de knie te krijgen.
Stof
Het ergste stof was ondertussen weggetrokken, na dagen waarin het onmogelijk was verder te kijken dan tweemaal de lengte van je arm, was het nu mogelijk de omgeving, of wat er van over was, nader te bekijken.
Hoewel er nog geen schim van de zon was te zien, de hemel was gevuld met een onheilspellende donkerrode gloed, was er licht genoeg voor Zifkin om veilig over straat te lopen.
Hij maakte zich niet druk om straling, iedereen die het tot nu had volgehouden, zou helemaal doorgestraald zijn. De lijken die nu overal op straat lagen, velen verbrand en totaal onherkenbaar, zouden de komende weken vergezeld worden door heel wat mensen die aan de straling zouden bezwijken, verwachtte Zifkin.
Terwijl hij zich een weg baande door de stapels stenen, restanten van ingestorte gebouwen en uiteen gereten lichamen, stak er een wind op. Zifkin had de afgelopen dagen bij vlagen gebeden om een zuchtje wind, maar nu het eindelijk begon te waaien, vervloekte hij het briesje. De wind nam een stank mee van verbrand vlees, blies ladingen stof door zijn pijnlijke longen, en ontnam hem, door hetzelfde stof, vrijwel al zijn zicht op het plein waar hij overheen dwaalde.
Op zoek naar wat beschutting tegen de striemende wind, kwam Zifkin bij de ineengestorte resten van, hij dacht even na, probeerde te bedenken waar hij zich bevond, een kantoorpand. Door de stofwolken heen kon hij gebroken glas, half-staande muren en nasmeulende hopen hout zien liggen. Voor het eerst in al die dagen meende hij stemmen te horen. Een verheugde schok ging door hem heen toen hij besefte dat er nog meer mensen waren die hadden kunnen overleven.
Hij klom over de bergen puin heen, in de richtign waarvanuit hij de stemmen meende te horen. Diep in wat er nog over was van het gebouw, met de bloedrode hemel zichtbaar door talloze gaten en scheuren in het plafond, zag hij een tweetal mensen staan, door de stoffige schemering niet meer dan een paar schimmen.
Hij liep voorzichtig wat dichterbij, en wat hij zag deed hem verstommen. Het ene persoon, een vrouw, lag uitgeput op een gescheurd deken, en hield een kein kind op haar blote buik.
De andere persoon, een man, zat er op zijn knieën naast, en deed wanhopige pogingen de kaars die tussen hen instond, niet te laten uitdoven.
Zifkin ging geschokt op de restanten van een muur zitten. In deze lege, vernielde wereld was zojuist nieuw leven geboren. Vervuld met hernieuwde hoop stond hij op en liep op de drie mensen af.
|