Ik heb dit geschreven als verbeterde versie van mijn vorige tekst Er was eens/In den beginne. Verhalen liggen me beter, vind ik. Wat vinden jullie ervan?
Wil je wel geloven dat het groeien gaat?
Klein en ongelooflijk als een mosterdzaad
dat je hebt verborgen in de zwarte grond
en waaruit een grote boom ontstond.
Er is een tijd geweest waarin ik ‘herfst’ een lang woord vond. Ellendig lang. Voor mijn gevoel volgden al die medeklinkers elkaar op in een eindeloze rij; r, f, s, t. Het leek me onmogelijk het hele woord in één keer uit te schrijven.
Ik was zes jaar oud en leerde lezen van juf Annemarie. Veel herinner ik me niet meer van die tijd, behalve het buiten spelen waar ik nooit zin in had en mijn vulpen die lekte. Op de deur hing een poster van de Disneyfilm Aladdin. De geest op die plaat fascineerde me. Terwijl de juf ons elke ochtend voorlas over Abram die Abraham werd, over de arme timmerman die een zoontje kreeg dat hij Jezus noemde, staarde ik naar die poster op de deur. Zo moest God zijn, zo groot, bovenop een wolk, neerkijkend op de wereld. Zijn blauwe tint nam ik op de koop toe.
Ik zat op een christelijke basisschool, waar het gewoon was dagelijks een stukje uit de Bijbel te lezen, te bidden voor het middageten en de dag af te sluiten met het Onze Vader. Het werd een wedstrijd om het gebed zo snel mogelijk, zonder gehakkel, tussen je lippen door te persen. Wie klaar was mocht zijn stoel op tafel zetten en naar huis, naar mama op het schoolplein.
’s Avonds, voor het slapen gaan, las ik graag de Bijbel. Het was één groot verhalenfestijn. Het enige waarover ik me zorgen maakte was de volgende zin: ‘de eersten zullen de laatsten zijn’. Van mijn moeder had ik begrepen dat ik een bevoorrecht kind was. Ik had kleren, speelgoed, te eten en te drinken. Uit de Bijbel had ik begrepen dat ik daarvoor gestraft zou worden, in de rij voor de hemel, waar iemand al mijn spullen af zou pakken en me achterin de rij zou plaatsen. Steeds maar weer achter aansluiten. Als de oneindige rij medeklinkers in ‘herfst’.
Ik besefte dat er sprake van een misverstand moest zijn. Juf Annemarie had mij al jaren geleden naast lezen en rekenen geleerd dat de Bijbel net zo was ontstaan als roddels op het schoolplein: de boodschap wordt heel vaak doorverteld, en ieder voegt er een klein beetje aan toe om het verhaal mooier te maken. Soms lijkt het daardoor niet eens meer op het oorspronkelijke verhaal.
God was een lieve, blauwe geest op een wolk die alles zag wat ik deed. En Hij hield van mij. Het leek mij aannemelijker dat iemand het verhaal verkeerd had opgeschreven, dan dat God mijn barbies af zou pakken.
Mijn liefde voor Sinterklaas was te vergelijken met mijn liefde voor het geloof. Naarmate de wolken zich opstapelden en ik pepernoten in mijn koekbakje mee kreeg naar school, raakte ik enthousiaster en enthousiaster. Het idee dat er iemand was, naast de Heer, die mij altijd zag en desondanks van mij hield was prettig. Dat de oude man op zijn verjaardag ook nog eens cadeautjes uitdeelde, was ronduit geweldig. Nog steeds vind ik niets lekkerder dan pepernoten, chocoladeletters en marsepein.
Mijn ouders vertelden mij dat Sinterklaas niet bestond, voor ik er zelf achter was gekomen. (Natuurlijk hadden de oudere jongens op het pleintje het mij allang wijs willen maken, maar ik trapte daar niet in. Iedereen wist toch dat Sinterklaas bestond. Ze zouden wel de roe hebben gekregen in hun schoen, of helemaal niets, wat me zo mogelijk nog erger leek. Daarom waren ze boos op Sint en jenden ze hem.)
In eerste instantie was ik vooral ingenomen met mezelf. Ik wist iets wat mijn broertje niet wist, sterker nog, wat een hele hoop kinderen niet wisten. Het gaf me het gevoel groot te worden. Diezelfde avond nog liet ik me meten, om te kijken of ik al langer was.
Pas later besefte ik dat ik niet alleen de goede Sint had begraven. Samen met de spanning van je schoentje zetten en de zorgvuldig versierde verlanglijstjes hadden ook de boot van Noach en het lange haar van Simson voor mij afgedaan. Het was uit met de pret, ik was te oud voor zulke dingen. God was een fabeltje dat mij was voorgezet door de juf en mijn ouders, maar ik vertikte het te moeten wachten op de dag dat zij mij het geheim van zijn dood zouden vertellen. Dit keer nam ik mijn lot in eigen hand en liet mijn eigen kinderbijbel expres achter in de bibliotheek. Afdeling Sprookjes en Volksverhalen.
__________________
Ben ik weer.
|