Ik was bezig met een opgave aan het maken, en vroeg me af of wat ik in mijn gedachtte had klopt.
Wanneer je in een vierkante glas water doet, oefent het water druk uit op de zijkanten, die wordt gegeven door p=rho *g*z waarin z dus de diepte is van je glas. Dit kun je natuurlijk ook tekenen en dan krijg je dus bovenaan een druk van 0 en helemaal onderaan op z=30 meter p=rho*g*30 en dan ertussen dus een lineare lijn waarbij je een driehoek krijgt. Nu moet ik de totale kracht uit rekenen die deze druk op de wand uit oefent waarbij alleen in de diepte gekeken wordt. Kortom er is alleen maar een z dimensie.
Dit kan door de integraal te nemen van p=rho *g*z van 0 tot 30 meter. En dat geeft dan de kracht, maar is dit eigenlijk ook niet simpelweg het oppervlakte van je driehoekje die je tekent?
En wat gebeurd er twee vloeistoffen zijn waarvan de bovenste 0 tot 30 meter (rho_1) en de onderste van 30 tot 50 meter ( rho_2). Wordt de kracht die de onderste vloeistof uitoefent op het bekertje geven door:
F= rho_1*g*30*20 + 1/2*rho_2*g* 20^2 ?
Alvast bedankt!
__________________
"Only two things are infinite, the universe and human stupidity, and I'm not sure about the former. "
|