Misschien lukt het je zelf met een vertaling:
Voor de onbekende God
Nog eenmaal, voor ik verderga,
en mijn blikken voorwaarts zend,
hef ik, eenzaam geworden, mijn handen
omhoog naar U, tot wien (

) ik vlucht,
die ik in de diepste diepte van 't hart,
plechtig altaren heb gewijd,
opdat te allen tijde,
Uw stem mij weer roepen zou.
Daarop licht diep ingeschreven ("ingekerfd")
het woord: voor de onbekende God, op.
Van hem ben ik, al ben ik ook in de dievenbende
tot op heden gebleven:
Van hem ben ik - en voel de strikken,
die mij in de strijd neertrekken,
en, al mocht ik vluchten,
mij toch tot zijn dienst dwingen.
Ik wil U kennen, Onbekende,
Gij diep in mijn ziel Tastende,
mijn leven als een storm Doorzwervende,
Gij Onvatbare, met mij Verwante!
Ik wil U kennen, U zelfs dienen.
--
Ah, bedoeld zal wel zijn, dat het onbekend zijn van deze God voor de spreker niet goed verenigbaar is met het intieme contact dat deze God dan toch weer met hem schijnt te hebben en van wie de spreker (dus) ook nog weet, dat hij (=God) met hem (=den spreker (

)) verwant is. Laatste vers dus.