Advertentie | |
|
![]() |
|
![]() |
de reactievergelijking klopt niet, want oxaalzuur is een zwak zuur en is dus niet volledig geioniseerd. Door tw titreren maak je echter wel een reactie die aflopend is naar rechts:
H2C2O4 + 2 OH(-) --> C2O4(2-) + 2 H2O Nu ga je gewoon alles uitrekenen uitgaande dat er geen kristalwater aanwezig is. Alle massa die je dan 'meer' hebt ingewogen als dat er uit deze berekening komt, was kristalwater en dat reken je om naar mol water. Dat is x. |
![]() |
|
Ja, zie berekening dat heb ik dus gedaan, daar staat het aantal gram xH20, maar als ik dat dan deel door de molaire massa van water (18,02 g/mol) kom ik op een onlogisch getal uit wat ver afwijkt van de theoretische waarde van x (volgens wikipedia 2)
De meting is in duplo uitgevoerd en kan niet zo erg ver afwijken, dus vandaar dat ik denk dat er iets fout zit in mijn berekening. |
![]() |
|
![]() |
In de resultaten valt op te maken dat er 10,56 ml natronloog is gebruikt om een omslag zichtbaar te maken. Daaruit volgt dat er dus 10,56 ml nodig was om alle waterstof ionen volledig op te laten nemen door de hydroxide-ionen.
Bekend was dat de natronloogoplossing een molariteit had van 0,1008 mol/L = 0,1008*10^-3 mol/ml --> er heeft 10,56 x 10^-3 * 0,1008 = 1,06 x 10^-3 mol OH(-) gereageerd --> dat betekend dat er dus 0,5 * 1,06 x 10^-3 = 5,32 x 10^-4 mol oxaalzuur heeft gereageerd --> in 100 mL zat dus 10x zoveel: 5,32 x 10^-3 mol oxaalzuur --> 0,479 g oxaalzuur Je hebt 0,671 g oxaalzuur - x hydraat ingewogen, dus 0,671 - 0,479 = 0,192 g is water: 0,011 mol H2O --> er is dus 0,011 mol H2O per 5,32 x 10^-3 mol oxaalzuur gebonden: dus x = 2,00 Alstublieft ! ![]() |
![]() |
|
|