Ik zou graag willen horen hoe jullie dit vinden en hoe het beter kan, bedankt
Er wordt aangebeld. Ik loop naar de deur en kijk door het raam wie er staat. Er staat een meisje. Ze is blond, lang en redelijk knap. Ik doe de deur open en vraag wat ze wil. Ze vraagt of ze een keer op de trampoline die bij mij in de tuin staat mag springen. Ik kijk haar aan en denk een seconde na. Dan zeg ik dat het mag, als ze er maar geen gewoonte van maakt. Glimlachend zegt ze dat ze dat niet zal doen. Dan loopt ze naar de trampoline, klimt erop en begint ze te springen.
Vanuit de woonkamer bekijk ik het meisje, dat best hoog aan het springen is. Ze heeft plezier en ze weet dat ik haar bekijk. Ik heb plezier in het bekijken. Ze lacht me toe en ze springt steeds hoger, waarschijnlijk om indruk te maken. Hoger en hoger springt ze en terwijl ze dat doet, begint ze te krijsen van plezier. Per sprong maakt ze een kreetje van geluk en ik kijk schaterend toe, zo’n lol als wij samen hebben.
Per sprong vliegt ze nu ongeveer drie meter de lucht in, maar telkens komt ze veilig weer neer op de trampoline, om daarna nog hoger de lucht in te gaan. Ik heb vanuit de woonkamer een beperkt zicht op de tuin, hierdoor zie ik haar twee meter de lucht in gaan, waarna ik tegen het plafond moet kijken, want daarachter bevind het meisje zich dan. Per sprong moet ik langer wachten voor ik haar schaterlachende gezicht weer zie. Per sprong ben ik even heel ongelukkig, om daarna, als ik haar weer kan zien, wederom in een euforische roes te verkeren.
Steeds langer moet ik wachten voor ik haar weer zie. Eerst duurde het tien seconden voor ze weer neer komt op de trampoline. Later duurde het een halve minuut, daarna een hele minuut, een kwartier… Dan komt ze weer neer op de trampoline, ik zie haar gezicht maar dit keer staat er pure vrees op. Dan vliegt ze de lucht weer in. Ik raak in pure paniek maar maak mezelf dan wijs dat ik het verkeerd gezien heb. ‘Straks, als ze weer op de trampoline is neergedaald moet je maar eens goed kijken, dan zal je merken dat ze niet bang is, maar nog net zo gelukkig als net’. Ik herhaal dit zinnetje keer na keer en kalmeer een beetje.
Maar ze valt niet naar beneden. Ik wachtte een kwartier en toen zag ik haar niet. Na een half uur kon ik haar mooie gezicht nog steeds niet aanschouwen. Als ik haar na een uur nog steeds niet gezien heb, ren ik naar buiten en kijk ik de hemel in. Ik kijk in een helderblauwe hemel en zie geen spoor van het blonde meisje. Ze is nergens te bekennen. Net voordat een nieuwe vlaag van paniek zich meester over mij kan maken, krijg ik een idee. Ik trek mijn schoenen uit en klim de trampoline op.