"Wat moeten we concluderen uit de gevonden uitkomst? Op het eerste gezicht lijken de X'en meer naar links en de Y'en meer naar rechts te liggen. Dus bewijs tegen de nulhypothese. Maar is dit resultaat significant? Om dat na te gaan berekent de toetsingsgrootheid W het totaal van de rangnummers van de X'en in de rij. In ons geval dus:
W = 1+2+3+5+7+10+14+15+17+18 = 92
Het zal duidelijk zijn dat hoe kleiner W is hoe meer reden er is om de nulhypothese te verwerpen. Maar is onze uitkomst W=92 te klein? Met kansrekening kan de verdeling van W onder de nulhypothese bepaald worden, gebruik makend van het feit dat als de nulhypothese waar is, alle mogelijke rangschikkingen van de X'en en Y'en even waarschijnlijk zijn. We hoeven deze berekening niet steeds zelf uit te voeren, daarvoor zijn er tabellen."
Hoe valt dat laatste met kansrekening uit te rekenen?
|