Hé, ik ben aan ´t werk voor een poezie werkstuk.
Nu heb ik het volgende gedicht gekozen van Theo thijssen:
Wie 's avonds bewonderend opwaarts kijkt,
Als de hemel met talloze sterrekens prijkt,
Die blikk'ren en flikk'ren
Als lichtende ogen,
En, zacht hem onttrekkend
Aan 't werelds gewoel,
Tot eerbied hem stemmen,
Tot ernstig geloven
Aan liefde, aan schoonheid, aan hoger gevoel...
Geniet wel de zuiverste poëzie,
Maar... wordt nooit een kraan in de kosmografie.
Het enige probleem dat ik nu nog heb is dat ik mijn eindinterpretatie niet kan maken aangezien ik geen flauw idee heb wat er met deze laatste regel wordt bedoelt. Wie kan me helpen?
|