- wanneer gebruik je A en wanneer AN?
-> 'a' gebruik je bij woorden die met een medeklinker beginnen: a banana, a watch etc. Woorden die met een klinker beginnen krijgen 'an'; an apple, an orange. Sommige woorden schrijf je anders dan dat je ze uitspreekt; denk bijvoorbeeld aan 'uniform', dat spreek je als 'joe-ni-form', dus met een 'j', het is dus 'a uniform', niet 'an'. Hetzelfde geldt voor (sommige) woorden met een 'h': 'hour' bijvoorbeeld, die 'h' spreek je niet uit, dus wordt het 'an hour'.
- wanneer gebruik je to en wanneer too?
-> 'too' gebruik je in de betenis van 'ook': 'Ik wil die banaan ook.' -> I want that banana too.
En ook wanneer iets 'te' is, dus 'te groot', 'te klein', 'te dik, 'te dun' -> too big, too small, too fat, too thin.
'to' gebruik je als 'naar' -> ik ging naar school, I went to school. En je vindt het bij de infinitief van het werkwoord; to eat, to drink.
- mag je in een formele brief woorden als it's gebruiken of moet je alles voluit schrijven?
-> Alles voluit schrijven is altijd beter in formele brieven, dus probeer je daar aan te houden.
- wanneer krijgt een woord een hoofdletter?
-> Aan het begin van een zin, namen van mensen, plaatsen en landen, maar ook; namen van de dagen van de week en de maanden van het jaar. Dus niiet 'saturday' maar 'Saturday'. Niet 'march' maar 'March'. Het woordje 'I' schrijf je ook áltijd met een hoofdletter.
- in welke volgorde moet je je woorden in de zin zetten? (dus wat komt vooraan enz)?
-> Het lijkt heel erg op het nederlands, let alleen op tijdsbepaling: Ik ga naar school morgen -> I'm going to school tomorrow, óf: Tomorrow I'm going to school. In het Nederlands kan je ook zeggen: Ik ga morgen naar school, maar 'I'm going tomorrow to school' is fóut, de tijd komt of voor of achteraan!
- mag je in je formele brief gebruik maken van ILL (en wat is de betekenis hiervan)?
-> Ik begrijp niet wat je bedoelt.
|