Kzal met 1 gedicht beginnen, de moeilijkste.
"Hetgeen ik niet uitgeef en
heb ik niet in,
wie zal mij dat wijten te schanden?
Mijn hert en mijn tale, mijn
zede en mijn zin,
't is al zo van buiten, 't is
al zo van bin':
't ligt alles daar bloot op mijn handen!
Dan, weg met de oneigene
taal en de schijn
van elders geborgde gepeizen;
mijn zijt gij niet, uw dat en
wil ik niet zijn,
dat in mij en aan mij is
dat heet ik mijn:
oneigene, ik laat ... , gaat reizen!"
Wat dus de opdracht is
ik moet:
- vormen van beeldspraak (+ voorbeelden) geven
-stijlfiguren geven
-opvallende/afwijkende zinsbouw.
-inhoud weergeven
-titelverklaring
-thema
-symbolische geladenheid
-speciale verbanden met vorm
Het probleem is dat ik helemaal niets van dit gedicht snap,
en dus niet kan zeggen waarover het gaat.
Ook de vorm weet ik niet, want wij hebben enkel sonnet en ballade besproken in klas.
Als iemand mij met iets kan helpen ben ik al zeer dankbaar.
|