Volgens mij hangt dat ervan af of je isotoniciteit bekijkt ten opzichte van een kwal of ten opzichte van de mens. Daarmee bedoel ik: isotoon betekent enkel dat de oplossing eenzelfde concentratie heeft als een andere (bv. het bloed van zoogdieren, dus t.o.v. de mens; zoals eigenlijk gebruikelijk is in de biologie, terwijl de algemenere definitie vooral in de chemie gebruikt wordt).
Anyhow: als je een zoutwater-kwal in zoetwater dropt: een kwal is zout water (hogere concentratie) gewoon, dus is een kwal hypertonisch ten op zichte van zoet water (en het water hypotonisch ten opzichte van de cellen van de kwal). Door een (cel)membraan ga je dan normaalgezien door osmose een verplaatsing van je oplosmiddel (water) krijgen tot de osmotische druk langs beide kant van het membraan identiek is. Dit houdt dus inderdaad in dat de kwal water zal opnemen en misschien zelfs zal uiteenspatten.
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|