Kevers, ook wel Torren, de orde Coleoptera van de Insecten.
en zo herken je ze:
Het voornaamste kenmerk bestaat uit de tot stevige dekschilden vervormde voorvleugels, die in rust het achterlijf en de tere achtervleugels geheel bedekken. Een uitzondering vormen in dit opzicht de Kortschildkevers (en enkele niet tot deze familie behorende geslachten), waarbij de dekschilden zo kort zijn dat zij het achterlijf niet bedekken, al worden toch de achtervleugels er geheel onder opgevouwen. Het vliegen gebeurt uitsluitend met de achtervleugels. De poten zijn bijna altijd goed ontwikkeld en vertonen dikwijls aanpassingen aan een bijzondere levenswijze: graafpoten, springpoten, zwempoten, enz. Behalve de dekschilden vallen aan de bovenzijde nog op het halsschild, d.i. de rug van het eerste borstsegment, en het schildje, een klein driehoekje tussen de bases van de dekschilden, dat tot het tweede borstsegment behoort.
__________________
Tenminste houdbaar tot: zie bovenkant
|