Registreer FAQ Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 05-07-2010, 19:43
Issun
Avatar van Issun
Issun is offline
Het verhaal is behoorlijk lang voor een kort verhaal, dus ik post hier eerst ongeveer de helft (ik heb het maar afgebroken op een enigszins spannend moment ). Zeg maar wanneer jullie de andere helft willen.



De wereld krioelde onder mij, als een enorm mierennest. Zwarte stipjes die naar hun werk gingen, lachten, praatten, schreeuwden, reden, liepen. Als een god die waakt over de wereld keek ik over hen uit, maar kon ik net als die god onmogelijk naar beneden. Ik liet de wereld onder mij begaan en bouwde mezelf verder omhoog.
Een heliumballon die ik in mijn ooghoeken zag opstijgen langs de torenkraan trok mij uit mijn dagdromen. Er stond een woord op, ‘Hi!’. Ik volgde de ballon terwijl hij steeds verder omhoog steeg, rechtstreeks naar de hemel. Ik vroeg me af waar het punt is waarop die ballonnen geconfronteerd worden met de zwaartekracht en naar beneden vallen. Of bestond er eigenlijk wel zo’n punt? Wat als zo’n ballon nooit ophield met stijgen? Ik kwam tot de conclusie dat de ballon dan gewoon zou verbranden in de atmosfeer. Het idee maakte me droevig.
Opnieuw schrok ik op uit mijn dagdroom toen ik werd omgeroepen. Ik keek door het raam naar beneden en zag een grote container, klaar om de hoogte in getild te worden. Naast de container zag ik iemand die stond te zwaaien, maar ik wist het niet zeker. Mijn ogen werden slechter. Ik had het nog niet aan iemand verteld, omdat ik bang was dat ik mijn baan dan zou verliezen. Niet dat het zo’n mooie baan was.
Ik gaf door dat alles in orde was en liet de kraan een rondje draaien, tot de enorme haak boven de container hing. De haak daalde, tot ik hem de container voelde raken. Ik wachtte tot de man die stond te zwaaien – hij stond er dus echt – de haak aan de container had bevestigd, wachtte op het teken en liet de container vervolgens de lucht in stijgen. Ik dropte de container boven op een wolkenkrabber en wachtte op de volgende order. Het was geestdodend werk, maar de onverklaarbaar bevredigende eenzaamheid die gepaard ging met het de hele dag in een torenkraan zitten maakte dat ruimschoots goed. Ik kon dat aan niemand uitleggen en zelfs als ik dat had gekund zou niemand me begrepen hebben.
Ik liet me achterover zakken, wachtend op het volgende bevel om een container op te tillen, en luisterde naar de radio die door de kleine ruimte schalde. Een dromerig nummer vulde de cabine. Maar met de muziek bracht de radio het besef mee dat mijn leven vanaf de volgende dag een totaal andere wending zou nemen.
Want ik, in mijn torenkraan, neerkijkend op de wereld als de uitkijkpiraat in het kraaiennest van een groot futuristisch piratenschip, was verzeild geraakt in het meest ambitieuze project sinds de toren van Babel. Een toren naar de hemel. Je zou zeggen dat als het de nakomelingen van Noach destijds niet was gelukt, het nu ook niet zou lukken. Maar het maakte niet uit of het lukte of niet. De stad onder mij zou op de kaart komen te staan en daar ging het om. Als een engel die terug naar de hemel wordt gestuurd had ik de opdracht gekregen om plaats te nemen in de hoogste torenkraan ooit. Zeven kilometer. Natuurlijk zou ik nooit op die hoogte gaan werken, hoogstens op een kilometer of twee, maar toch. Een stalen constructie van zeven kilometer met aan de top het hoogste kraaiennest ter wereld. Een kluizenaar zou jaloers op me zijn.
De radio moest ik daarom achterlaten, want op die hoogte was er geen bereik meer. De hele dag door zou het totale stilte zijn, op het gebrom van de torenkraan na. Niks om mij af te leiden van het werk, de hele dag zou ik met gekruiste vingers zitten hopen op een ballon die toevallig langs vloog en mij vrolijk groette.
Niemand wilde deze baan hebben, uiteraard, en dat is waarom ik mezelf had opgegeven. Ik was de enige die de eenzaamheid van een torenkraan kon waarderen. Er was toch niemand daar beneden die ik zou missen, of die mij zou missen. Ik voelde me meer op mijn gemak wanneer ik boven de stad zat in mijn toren, dan wanneer ik tussen de mensen op straat stond. Als een god.

Na die volgende dag heeft mijn leven inderdaad een totaal andere wending genomen, nog veel anders dan ik voorheen dacht. De eerste dag genoot ik van de omgeving en van de eenzaamheid. Er werd nu gebouwd op een hoogte van 500 meter, dus bevond ik me niet op de maximale hoogte van de kraantoren. Ik had een sterke verrekijker meegekregen waarmee ik urenlang naar beneden tuurde. Hij was scherp genoeg om verschillende mensen op straat te kunnen onderscheiden. Op de eerste dag hoefde ik niet veel te doen, dus was er veel tijd om te relaxen. Het gemis van radio-ontvangst was groot, maar dat besefte ik de eerste dag niet. Wel vroeg ik me af waarom me op 500 meter hoogte niet werd toegestaan om te luisteren, dat leek mij toch laag genoeg voor ontvangst. Maar ik had de macht niet. Een week later werd aangekondigd dat ik nu in periodes van een week moest werken. Als ware het een internaat in de lucht mocht ik enkel tijdens het weekend naar beneden. Door de week overnachtte ik in de toren. Mijn ruimte daar was groter dan eerst, ik had niet alleen een bed, maar ook een koelkast en nog twee kleine kastjes waar ik boeken en andere dingen in op kon bergen. Ik voelde me tijdens de weekenden beneden, in de stad, steeds minder op mijn gemak. De mensen om me heen, daar hield ik niet van. Ik wilde wegvluchten naar boven, hoog in de lucht, verder dan de vogels zodat ik eindelijk echt alleen kon zijn.
Het project van de toren verliep goed. Zo goed zelfs, dat me na drie weken werd gevraagd of het niet beter was als ik voor nog langere tijd in de lucht bleef. Er werd voorgesteld om in periodes van een maand te werken. Bovendien was het nu tijd om meer van de ware kracht van torenkraan, zijn baanbrekende lengte, te gebruiken: ik zou nu vanaf een kilometer hoogte gaan werken. Een kilometer. Gretig stemde ik in. Ik kon niet ver genoeg zijn van de stad, van de mens. De volgende dag stapte ik dan ook in mijn toren met een euforisch gevoel van ongelimiteerde vrijheid.
Daarboven was alles mooi, in mijn ogen. Ik fantaseerde over mijn omgeving, zocht bekende vormen in de wolken, zoals gevleugelde paarden, bestudeerde de stad met mijn verrekijker en las af en toe een boek. Het werk was niet zwaarder dan eerst, voor mij was het enige significante verschil dat het langer duurde voordat de containers omhoog waren getild. Ik ging zo op in mijn vrijheid dat ik me op een gegeven moment niet meer kon bedenken welke dag het was. Het was wat mij betreft elke dag vrijdag.

Het was een dag als alle dagen in mijn eigen toren van Babel, toen er iets onverwachts gebeurde.
Ik hoorde gekraak uit de speaker die uit de muur hing, ten teken dat er iets stond te wachten om opgetild te worden. De speaker maakte gebruik van een enorm lange kabel, zo lang als de torenkraan zelf, waardoor er hierdoor wel orders gegeven konden worden, zonder dat er storing op de lijn stond. Ik had nog gevraagd of het mogelijk was om mijn radio hierop aan te sluiten, maar dat was me verboden ‘in verband met veiligheidsredenen’. Als gebruikelijk pakte ik mijn verrekijker en zocht ik naar de container die opgetild moest worden. Op een wolkenkrabber die naast het project stond en dienst deed als hulpmiddel voor het bouwen van de toren, zag ik een rode container staan. Daarnaast stond een man wijd te zwaaien met zijn armen. Ik liet de haak zakken en wachtte op de doffe klap die aangaf dat de haak nu bij de container hing. Door de verrekijker heen wierp ik een blik op de container en toen ik zag dat de haak bevestigd was, liet ik de container stijgen. Er was nog geen goedkeurende bevestiging gekomen, geen krakende stem die meedeelde dat de haak bevestigd was, maar dat was tegenwoordig wel vaker het geval. Op deze hoogte wilde de verbinding vanzelfsprekend nog wel eens niet zo goed werken. Ik had er automatisch op vertrouwd dat alles goed zat.
Ik zette de kraantoren op de automatische stand, want de container moest behoorlijk ver stijgen, en pakte het boek waarin ik bezig was. Ik had een hele boekenkast met nieuwe boeken meegenomen, en had bij wijze van spreken genoeg om een jaar lang te kunnen lezen. De boeken waren zorgvuldig door mij uitgekozen, want ze mochten natuurlijk niet tegenvallen als ik daar hoog in de lucht zat zonder boekwinkel in de buurt. Ik zat alweer diep in het verhaal toen ik plotseling een dreun hoorde. Ik schrok op – deze kraantoren was de veiligste kraantoren ter wereld, hier kon toch niks mis mee gaan? Snel scande ik alle metertjes en schermpjes op onregelmatigheden, maar alles was in orde. Het gebonk ging door. De container steeg gewoon nog steeds. Toen merkte ik opeens dat ik te lang had afgewacht en dat de container veel te ver was gestegen: hij hing nu bijna ter hoogte van mijn kamertje. Ik zuchtte opgelucht. Het was geen probleem, het zou slechts wat meer tijd kosten voor de container op zijn juiste plek stond. Ik wierp een blik door het raam, om te kijken of alles goed was – wat natuurlijk overbodig was, want er was vanzelfsprekend niks verkeerd gegaan – en schrok me dood.
__________________
Death is coming! Quick, put on the gold hat!
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 08-07-2010, 14:51
Geel
Avatar van Geel
Geel is offline
Ik wil nu de andere helf!!

Dan nu het verhaal; ik vind het ten eerste een heel apart verhaal. Erg origineel, maar dat maakt hem juist ook apart. Want, hoe beeld je je het einde in? Ik heb vaak genoeg verhalen gelezen die erg goed beginnen maar een teleurstellend einde hebben.
Op technisch niveau vind ik het verhaal helemaal geslaagd. Je woordkeuze, zinslengte, toon en nog meer van dat soort gein zit helemaal in orde!

Een erg mooi verhaal. Ik wil meer!
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Met citaat reageren
Oud 08-07-2010, 16:02
Issun
Avatar van Issun
Issun is offline
Op een kilometer hoogte zat een man op de container die aan mijn kraan hing. Het was de man die ik al een paar keer had zien zwaaien. Zijn haar zat compleet in de war door de stevige wind en zijn gezicht zag er afschrikwekkend bang uit. Hij had zich in alle macht vastgeklampt aan de haak die aan de container zat. Zijn jack wapperde woest in de wind. Verlamd staarde ik naar hem. Toen onze ogen elkaar ontmoetten begon de man hartverscheurend te jammeren. Ik rende naar de hendel waarmee de kraan bediend werd. Mijn plan was om de container tot het niveau van mijn kamertje te brengen en de man dan via de ‘nooduitgang’ van de kraan naar binnen te halen. Ik liet de container stijgen terwijl ik naar het deurtje toe rende. De nooddeur had een ingewikkeld slot, want hij mocht natuurlijk niet opeens openvliegen. Ik gebaarde naar de nog steeds jammerende man dat ik er aan kwam. De deur opende zich plots en toen stond ik in de open lucht.
Ik werd bevangen door dit prachtige en tegelijk angstaanjagende schouwspel. Ik stond nu oog in oog met de hoogte. Dit was wat vogels voelden wanneer ze vrij rondvlogen. Dit was wat bergbeklimmers voelden wanneer ze op de top van de Mount Everest stonden. Ik bekeek alles om me heen, alsof ik pas voor het eerst op deze hoogte om me heen kon kijken. Nu voelde ik me pas echt een god, een god die voor het eerst zijn krachten ontdekt.
Toen herinnerde ik me de man die zich krampachtig probeerde vast te houden aan de container. Ik keek naar beneden, naar de container, en probeerde iets te bedenken waardoor ik de man zou kunnen redden zonder zelf naar beneden te vallen. De man jammerde en jammerde. Ik schreeuwde dat hij naar mij toe moest klimmen, maar de man hoorde me niet. Zijn eigen gehuil in combinatie met de wind overstemde mijn woorden. Ik probeerde vat te krijgen op de situatie, wat niet lukte. Om de één of andere manier was de drang om mijn omgeving te bewonderen groter dan die om de man de redden. Zo stond ik te tobben op deze onmogelijke plaats, hoog boven de voortdurend krioelende stad. Opnieuw nam het idee van een god die vanuit zijn hoge kraaiennest de wereld bekijkt mijn gedachten in. Wat nou als ik die god was? Als ik degene was die moest waken over de wereld, van grote hoogte. Ik lachte zonder te beseffen hoe krankzinnig dat klonk.
Ik kreeg opeens iets in mijn gezicht en ik struikelde naar achter, terug de kraantoren in. Het was een jack. Het jack van… pijlsnel draaide ik mijn hoofd naar de container en huilde. De man was van de container afgegleden. Ik gooide het jack op de grond en rende naar buiten. Wat ik toen zag was verschrikkelijk. De man viel, van een kilometer hoogte, de stad tegemoet. De flits van zijn gezicht die ik opving zag er voor mij uit als vol verwijt en haat. Ik huilde en schreeuwde naar de lucht, naar de immense hoogte.
Ik rende naar mijn kamertje, haalde mijn verrekijker en rende weer terug. Door mijn verrekijker zag ik de man steeds verder vallen. Zijn shirt was aan flarden gescheurd, zijn gezicht kon ik niet zien. Ik zag de man vallen en vallen, langs de hoogste wolkenkrabbers ter wereld. Het beeld wat me het best bij is gebleven is dat van toen de man neerkwam op de grond. Toen pas wendde ik me af. Een stem in mijn hoofd zei me dat ik nu eindelijk tijd had om eens goed rond te kijken. Ik onderdrukte de stem en snauwde in het niets.
Terug in mijn kamertje kwam pas het pijnlijke besef. Ik had een man vermoord. Een man was doodgegaan, door mij. Ik huilde van machteloosheid. De hoogte was tegelijkertijd mijn grootste vriend en grootste vijand gebleken. Een uur lang was ik krankzinnig, stemmen in mijn hoofd die me onduidelijke woorden toefluisterden, het gejammer van de man dat naklonk in mijn hoofd, het geluid van de harde wind. Ik sloeg met gebalde vuisten om me heen en overwoog om een voorbeeld aan de man te nemen en naar beneden te springen. Huilend, vooral om mijn eigen ongeluk, viel ik in slaap.

Ik werd gewekt door een krakende stem uit de speakers. ‘Hallo? Hallo? Is alles in orde? Hallo?’ Zacht snikkend bleef ik zitten, zwijgend. De stem bleef nog vijf minuten doorvragen tot hij het opgaf.
Ik moest vluchten.
Vroeg of laat kwamen ze erachter wat ik had gedaan, dus ik moest weg. Maar waarheen? Ik kon niet vlug naar beneden. Maar dat wilde ik ook helemaal niet, ik moest weg van de stad, weg van de aarde. Ik moest omhoog. Mijn kamertje hing nu op één kilometer hoogte, wat betekende dat ik nog zes kilometer omhoog kon. Het was de enige manier. Snel zette ik de container terug op de plek waar ik hem vandaan had getild en liet ik mezelf snikkend en jammerend omhoog gaan. Als een zieke man, die niet kan wachten om eindelijk te sterven en de hemel in te stijgen.
Zeven kilometer.
Het duurde de hele middag voordat de kraan zijn top had bereikt. Gedurende deze middag lag ik snikkend op de grond, niet huilend om de man maar om mijn hele toestand. De eenzaamheid van de torenkraan samen met het ongeluk van de man maakte me depressief. Ik probeerde me op mijn boek te concentreren, maar het lukte niet. Ik vervloekte met tranen in mijn ogen het feit dat ik hier geen muziek kon luisteren om mij af te leiden. Toen ik rond de drie kilometer zat liep ik naar de ‘nooduitgang’ en keek ik door het raam naar de omgeving. Onder me was nog heel vaag de stad te zien. De stijgende toren kraakte. Door mijn verrekijker kon ik nog wel het een en ander onderscheiden, maar geen aparte mensen of voertuigen meer. Dat stemde me droevig, maar het was de prijs die ik als onhandige god moest betalen voor de dood van de zwaaiende man.
Op zeven kilometer hoogte zat ik boven de meeste wolken. De aarde was nu slechts te zien wanneer er geen wolken voor hingen. Het deed me denken aan de satellietfoto’s die ik bekeek tijdens de weekenden dat ik niet boven zat. Naar beneden zou ik misschien wel nooit meer gaan. Het maakte me niks uit. Die wereld was niet voor mij bestemd. Het idee dat ik als een god was werd steeds sterker en groeide op den duur uit tot een vermoeden.
Op zeven kilometer hoogte staarde ik naar de wolkenvlaktes of de wereld wanneer die te zien was en maakte ik me nergens zorgen over. De dood van de man was nu slechts een wrange gedachte die af en toe opkwam, maar die me niet meer zo droevig stemde als eerst. Ik was onaanraakbaar in mijn toren. Bovendien had ik ontdekt dat de speakers het niet meer deden op deze hoogte, dus had ik geen last meer van de mens. Ja, de mens. Er was een reden dat ik me niet thuis voelde bij de mens: ik behoorde in de hoogte. Ik wás een goddelijke kluizenaar, wakend over de wereld. Er zouden geen helikopters komen om mij te halen. Daar was ik te machtig voor. Ik voelde het.

Toen ik op een dag door mijn almachtige toren liep, naar de ‘nooduitgang’, viel mijn oog op iets in de hoek. Het was een aards kledingstuk, ik herinnerde het me als een jack. Wat was dit? Was er iemand binnengedrongen in mijn toren? Ik pakte het jack, van plan om het aan stukken te scheuren, toen ik me iets herinnerde. Het beeld van een vallende man verscheen in mijn hoofd. Het was een vage gedachte, iets onbelangrijks, want een God had andere dingen aan zijn hoofd dan de dood van één man. Maar ergens in een hoekje van mijn gedachten had al die tijd een zwarte vlek gezeten, iets waar ik me niet liever toe wilde wenden, zonder te weten waarom. Ik kon me nauwelijks meer voor de geest halen wat er precies met de man was gebeurd.
Ik doorzocht het jack, maar er zat helemaal niks in. Bijna wilde ik het uit mijn toren, naar beneden gooien, toen ik iets in de binnenzak voelde. Mijn hand vond er een rechthoekig voorwerp. Ik haalde het ding eruit. Het was een soort hoesje, en erin zat een ouderwetse discman, waar weer een cd inzat. Dat was een voorwerp dat ik me goed herinnerde. Ik had het gebrek aan muziek hier beschouwd als een prijs die betaald moest worden voor de goddelijkheid, maar ik had me er toch slecht bij gevoeld. Het was het enige aardse wat er toe deed. Op de cd stond met een wild handschrift de titel van een nummer dat ik me vaag herinnerde. Een goede herinnering. Maar het was een gedachte die ik liever onderdrukte, want ik moest me losmaken van aardse dingen. Toch kon ik het niet weerstaan om de oortjes in te doen en te luisteren. Er stond inderdaad alleen dat ene nummer op, verder niets. Een dromerig nummer. Toen de muziek eenmaal tot me door was gedrongen en mij had gehypnotiseerd voelde ik mijn goddelijkheid wegstromen en viel ik op mijn knieën. Ik huilde bittere tranen en plotseling wilde ik niets liever dan beneden zijn. Ik besefte hoe eenzaam het was om te leven in een kraantoren op zeven kilometer hoogte. Ik moest naar beneden. Met de muziek nog steeds in mijn oren rende ik terug naar het kamertje en trok ik aan de hendel om me naar beneden te halen. Ik zou eenmaal beneden gewoon verklaren dat het een ongeluk was geweest, dat ik in onmacht was weggevlucht naar de hoogte.
Mijn kamertje wilde niet dalen.
Ik trok aan de hendel, drukte op knopjes, maar niets werkte. Natuurlijk. De zeven kilometer hoogte van de toren was puur symbolisch geweest. Men was nooit van plan geweest om op zo’n hoogte te gaan werken. Vandaar ook dat er vanaf beneden geen berichten meer doorgegeven konden worden. En dat de toren niet meer kon dalen. Hier was hij in feite helemaal niet op gebouwd. Verslagen liet ik me vallen. De hoogte waar ik zo van had gehouden had me nu verraden. Ik was geen god, geen wakende kluizenaar. Ik was een eenzame torenkraanbestuurder, gevangen tussen de wolken.
Naar beneden was de enige mogelijke richting. Vastberaden liep ik naar de ‘nooduitgang’. Het volume van de discman zette ik zo hoog mogelijk en ik liet het nummer keihard afspelen. Vervolgens trok ik het jack van de man aan en stapte naar buiten. Ik moest naar beneden.
Ik sprong.
Ik voelde de kou van de wolken op mijn lichaam terwijl ik pijlsnel naar beneden viel. Ik wierp nog één blik op mijn kamertje terwijl ik langs de goddelijke toren van Babel recht naar de aarde viel. De muziek schalde in mijn oren en gaf me ondanks de situatie een prettig gevoel. Ik genoot er van met volle teugen, het was immers de laatste muziek die ooit zou horen.
Het vallen ging veel sneller dan ik had gedacht. Binnen een mum van tijd hing ik tussen de wolkenkrabbers in de stad. Ik kon het niet laten om te glimlachen toen de laatste noot van de muziek werd aangeslagen. Vlak voordat ik de grond raakte zag ik een heliumballon omhoog stijgen. Ik besefte dat mijn leven was geweest als een heliumballon en dat maakte me om de één of andere reden vrolijk. Zweef te hoog en je zal verbranden. Met een glimlach raakte ik de bodem, en meteen vloog ik terug omhoog, verder dan die luttele zeven kilometer.
__________________
Death is coming! Quick, put on the gold hat!
Met citaat reageren
Oud 08-07-2010, 16:02
Issun
Avatar van Issun
Issun is offline
Citaat:
Ik wil nu de andere helf!!

Dan nu het verhaal; ik vind het ten eerste een heel apart verhaal. Erg origineel, maar dat maakt hem juist ook apart. Want, hoe beeld je je het einde in? Ik heb vaak genoeg verhalen gelezen die erg goed beginnen maar een teleurstellend einde hebben.
Op technisch niveau vind ik het verhaal helemaal geslaagd. Je woordkeuze, zinslengte, toon en nog meer van dat soort gein zit helemaal in orde!

Een erg mooi verhaal. Ik wil meer!
Bedankt. Het einde is naar mijn mening (nog) beter dan het begin, dus dat is dan mooi.
__________________
Death is coming! Quick, put on the gold hat!
Met citaat reageren
Oud 13-07-2010, 15:14
Geel
Avatar van Geel
Geel is offline
Het eerste stukje van de deel2 is een beetje haastig geschreven, lijkt het wel. Misschien kun je dat stukje nog eens controleren op dingen die helemaal niet kunnen en op schoonheidsfoutjes. Wat ik in deel1 één zo mooi vond was dat alles waar je over schreef eigenlijk best onwaarschijnljk was, maar dat je het tòcht geloofwaardig deed overkomen. Dan bedoel ik eigenlijk vooral de 'wetenschappelijke' dingen. Ik heb het gevoel dat het in deel2 (vooral het eerste stukje) heel wat minder is.

Ik heb ook het gevoel dat deel2 niet langdradig genoeg is - hoe gek dat ook klinkt! In deel1 beschreef je heel veel en dat vond ik wel fijn, maar in deel2 heb ik het gevoel dat alles iets te snel gaat; de man die doodgaat; de stemminswisselingen van de man (dat hij zich eers god waant en daarna weer beseft dat hij enkel een mannetje is). Misschien kun je proberen om het verhaal wat uit te rekken. Ja, dan heb je misschien het nadeel dat nog minder mensen je verhaal zullen lezen, maar in mijn ogen zou het verhaal dan wel beter worden. Je moet maar kijken hoeveel waarde je aan mijn ogen hecht

Wel moet ik toegeven dat je einde heel erg pakkend is. Bravo

Ik vind dit verhaal het beste van wat ik van je heb gelezen!

Edit: Volgens mij klopt deze zin niet helemaal:
Citaat:
Op zeven kilometer hoogte staarde ik naar de wolkenvlaktes of de wereld wanneer die te zien was en maakte ik me nergens zorgen over
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Met citaat reageren
Oud 13-07-2010, 17:47
Issun
Avatar van Issun
Issun is offline
Over die zin, ik snapte eerst niet wat je bedoelt, maar nu zie ik dat ie onduidelijk is. Beter zou zijn:

Citaat:
Op zeven kilometer hoogte staarde ik naar de wolkenvlaktes (of de wereld, wanneer die te zien was) en maakte ik me nergens zorgen over.
Citaat:
Ik heb ook het gevoel dat deel2 niet langdradig genoeg is - hoe gek dat ook klinkt! In deel1 beschreef je heel veel en dat vond ik wel fijn, maar in deel2 heb ik het gevoel dat alles iets te snel gaat; de man die doodgaat; de stemminswisselingen van de man (dat hij zich eers god waant en daarna weer beseft dat hij enkel een mannetje is). Misschien kun je proberen om het verhaal wat uit te rekken. Ja, dan heb je misschien het nadeel dat nog minder mensen je verhaal zullen lezen, maar in mijn ogen zou het verhaal dan wel beter worden. Je moet maar kijken hoeveel waarde je aan mijn ogen hecht.
Je hebt wel een beetje gelijk. Eigenlijk was die laatste witregel bedoeld om aan te duiden dat er een tijd tussenzit, dat laatste stuk is dus een tijdje later. Maar dat is misschien niet helemaal duidelijk, misschien moet ik het inderdaad nog wel wat langer maken.
Of ik daar zin in heb is een tweede.

Citaat:
Wel moet ik toegeven dat je einde heel erg pakkend is. Bravo

Ik vind dit verhaal het beste van wat ik van je heb gelezen!
Yay. Bedankt dat je het gelezen hebt, ik reken er eerlijk gezegd niet op dat iemand anders hier het ook nog gaat lezen.
__________________
Death is coming! Quick, put on the gold hat!
Met citaat reageren
Oud 14-07-2010, 20:59
Verwijderd
Doet me stylistisch eigenlijk sterk denken aan wat ikzelf schrijf.
Conceptueel doet het me dan weer nogal denken aan experimentele SF die vooral in de jaren 70 erg in zwang was. (Ganymedes SF Jaarboek van Bruna bevatte veel van dergelijke verhalen )
Ik hou ervan, maar ik weet niet of er nog wel een publiek hiervoor is.

Misschien eens een verhaal schrijven over een dame met heel lange benen en hoge hakken, die in een plas bloed wakker wordt?
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Levensbeschouwing & Filosofie Katholieke school
Verwijderd
176 10-08-2009 14:16
Levensbeschouwing & Filosofie waar is de hemel
Tiño
61 10-01-2006 09:16
Levensbeschouwing & Filosofie Geologie en het geloof
Kapee
118 09-11-2005 17:29
Levensbeschouwing & Filosofie De Tien Geboden
Joostje
117 14-10-2005 00:01
Levensbeschouwing & Filosofie Meest arische land.
G-force
65 11-08-2005 19:37
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen oud nederlands...vraagje
Toet0r
13 18-02-2003 13:57


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 08:20.