|
Nou, ik schrijf redelijk veel, dus ik plaats ook maar eens een kort verhaal.
Natuurlijk liep ik niet over straat; wat een cliché zou dat zijn. Zij is alles behalve voorspelbaar. Een vlinder, dat is ze. Ze verandert zo vaak van richting, dat het haast lijkt of ze meegevoerd wordt door de wind. Meegevoerd, meegenomen, meegesleurd in de stroming van haar ogen. De zachte aanraking waarmee haar huid de mijne beroerde, stuurde een schok door mijn lichaam. En dat alles in minder dan een halve seconde.
‘Sorry,’ hoorde ik haar mompelen. Ik was niet bij machte te antwoorden. Ik kon alleen maar kijken. Terwijl ze het gangpad doorliep, op zoek naar een lege plek, dansten haar krullen op haar rug. Ik zag haar stoppen, waarschijnlijk vroeg ze iets, een man haalde zijn tas van de stoel naast hem en zij ging glimlachend zitten. In mij woedden tegenstrijdige gevoelens. Het ene deel van mij wilde keihard lachen om de onnozele man, die haar ongegeneerd zat aan te gapen. Zij zag eruit alsof ze prima wist wat haar verschijning met zijn testosteron deed, maar ze gunde hem nog geen glimlach. Het andere deel van mij verafschuwde de man, omdat hij zo naar haar keek. Ze was niet van hém. Ik wilde niet stoppen haar aan te kijken. Zij wist het, onze blikken kruisten vier keer. Ik keek niet weg, ook haar blik bleef steeds langer hangen.
Een koele stem rukte me terug naar de wereld buiten haar. ‘Het volgende station…’ Ik wilde niet eens luisteren. Ik was compleet gedesoriënteerd, zag haar opstaan. Ze liep weer langs me, dit keer voelde ik een vinger langs mijn hand strijken. De deuren van de trein openden, zij maakte aanstalten uit te stappen. Ik besloot, voor zover het al niet was besloten, draaide me om en stapte uit. Mijn ogen vonden haar meteen. Alsof we door de Nachtwacht liepen, zo helder was zij, dat de rest van de wereld zich in haar schaduw bevond. Zij was belangrijk, zij was hier en ik was er vlakbij. Zij verliet het station.
Ik volgde.
Zij keek kort achterom, versnelde haar pas niet. Alles aan haar trok me. Het zou haar nu duidelijk moeten zijn dat ik ging waar zij ging. Ze scheen het niet erg te vinden. Ik zorgde ervoor dat de afstand tussen ons niet veranderde. Ik wilde dat ze zelf zou stoppen, zich om zou draaien en uitleg van me zou eisen. Ik wilde dat ze me op zou merken, dat ik deel uitmaakte van haar leven. Een figurant in haar leven op het toneel. Van daaruit zou ik me wel opwerken naar hoofdrolspeler, daar had ik het volste vertrouwen in. Zolang ze me maar zou zien, niet bekijken, maar werkelijk zou zien.
Ze stopte. Ik hield mijn adem in en vergat de afstand tussen ons te bewaren. Ze twijfelde, ik zag het aan hoe verschillende spieren in haar lichaam zich aanspanden.
Ik stopte.
Ik was nu vlak achter haar. Als ik mijn hand uit zou strekken, had ik haar haren uit haar nek kunnen vegen. Ze draaide zich om. Niet half, zoals mensen die maar half geïnteresseerd zijn dat doen, maar helemaal. Zodra ik haar ogen weer zag, voelde ik mijn benen tintelen, protesteren tegen het volle gewicht van dit gevoel. Ik kon me nog vaag herinneren dat de trein altijd langs de puddingfabriek reed; het was niet langer relevant.
‘Wie ben je?’ vroeg ze. Niet wat doe je, waar ben je mee bezig, welke hersencellen hebben je ertoe aangezet mij te volgen, maar wie ben je. Hoop nestelde zich acuut naast de pudding.
‘Wie ben jij?’ vroeg ik. Ik vond het wel een redelijk antwoord. Het zei meer over me dan een naam, welke naam ik ook zou hebben genoemd.
‘Ik zal je maar niet vragen met me mee te komen.’ Ze glimlachte half. Het stond haar goed, vond ik.
‘Nee.’ Ik deed een stap naar voren. ‘Doe dat maar niet.’
Haar hand bewoog lichtjes omhoog, alsof ze iets van plan was. Nog voor ze echt was begonnen aan het gebaar, liet ze haar hand alweer vallen. Haar glimlach verdween, haar spanning niet. Ik verlangde intens naar haar (alles aan haar was vrouwelijk, van de kromming van haar lippen tot het plukje haar dat weigerde zich achter haar oor te nestelen). De spanning deed haar lichaam trillen, het mijne resoneerde mee. Ik bracht mijn duim naar de hoek van haar mond en streelde zachtjes richting haar oor, haar kaaklijn volgend.
‘Kom.’ Ze liet nog maar een fractie over van haar vorige zin, maar deze beviel me een stuk beter. Ik liet mijn hand even vrijelijk vallen, tot hij op haar onderrug was aangeland. Ik wilde het contact met haar niet verliezen.
Ik volgde weer.
Het was vanzelfsprekend dat ik mee naar binnen kwam. Zodra ze haar jas had uitgetrokken, plaatste ik mijn hand in haar nek, mijn duim voor haar oor. Zachtjes kantelde ik haar hoofd naar achteren en volgde met de vingers van mijn andere hand de lijn van haar sleutelbeen.
‘Hoe heet je?’ Ik gaf geen antwoord, stelde geen wedervraag. Mijn vingers waren bij haar zilveren ketting aangekomen. De hanger was een kleine S. Ongetwijfeld heette ze Sofie, of Sara. Het maakte me niet uit. Het maakte me gek.
Ze zette een stap achteruit en leunde tegen de muur achter haar. Ik had al op haar beweging gereageerd, met een grotere stap dan die van haar, voor ik het besefte. Haar hand viel nu niet terug terwijl ze die naar de zijkant van mijn hoofd bracht om daar mijn haren achter mijn oor te steken. Ze was nu zo dichtbij dat ik me niet meer kon inhouden. Ik bracht mijn lippen naar haar hals, net onder haar oor. Zij draaide haar hoofd om mij meer ruimte te geven en ik verschoof mijn handen naar haar heupen. Ondertussen verplaatste ik mijn mond naar het kuiltje in haar hals.
‘Wat is je naam?’ Ik stopte, trok mijn hoofd terug maar liet mijn handen liggen waar ze lagen. Zij keek me aan. Niet boos, niet dwingend, niet verwijtend. Nieuwsgierig.
Ik gaf toe. ‘Lot.’
‘Is dat een afkorting van Lotte?’ Haar stem leidde me af. Ik begeerde haar, maar kon haar niet negeren. Ze bracht me aan het wankelen, verschoof de situatie. Nam controle.
‘Nee.’ Ik aarzelde. ‘En de jouwe?’ Ik had de vraag niet willen stellen. Ze liet me echter geen keus. Ik zag een glimp van triomf in haar ogen. Ik voelde mijn verlangen groeien, maar beheerste me.
‘Sandra.’ Ze beproefde mijn zelfbeheersing niet langer en drukte een kus op mijn mond.
Mijn handen doken onder haar shirt en vonden een weg langs haar rug, verder naar boven. Die van haar rustten op mijn heupen. Ze wachtte, gaf me de vrije hand. Voorlopig. Ik zou er gebruik van maken zolang het duurde. Terwijl ik met mijn vingers de sluiting van het bandje op haar rug losmaakte, duwde zij mijn lippen voorzichtig van elkaar en liet haar tong naar binnen glijden.
__________________
Wie de kat niet uit de boom kijkt, moet 'm er met de ladder uit halen.
Laatst gewijzigd op 02-07-2010 om 16:29.
|