Je kunt deze vraag oplossen door te kijken naar de tienhoek alsof het een cirkel is met een periodiek wijzigende straal
Gelukkig is het niet nodig om
)
exact te bepalen, want door de symmetrie kunnen we er al wat interessante dingen over zeggen:
1.
=r(\theta+36))
(de tienhoek is 36 graden rotatie-symmetrisch)
2.
<0)
voor

(hierbij kies ik

bij een hoekpunt van de tienhoek, dan wordt de straal steeds kleiner tot 18 graden)
3.
=r(18-\theta))
Dit heeft te maken met het feit dat een tienhoek opgebouwd is uit 10 gelijkbenige driehoeken.
Nu tekenen we daar het vierkant in met een diagonaal die ook van

afhangt (omdat deze binnen de tienhoek moet blijven), dus
)
(dit is de halve diagonaal, de straal dus.)
Omdat in een vierkant de diagonalen elkaar middendoor kruisen geldt:
4.
Nu is de oppervlakte van een vierkant evenredig met de diagonaal (uit pythagoras:

) Dus is de oppervlakte maximaal als de diagonaal van het vierkant maximaal is. De grootste diagonaal die we kunnen krijgen zonder dat deze buiten de tienhoek valt is als het uiteinde op de tienhoek ligt, oftewel:
5.
waarbij

de hoek is waarbij het vierkant de maximale oppervlakte heeft.
Als we nu 1,4 en 5 combineren krijgen we:
=r(\theta_m+36)=r(\theta_m+72)=r(\theta_m+90))
Oftewel:
6.
=r(\theta_m+18))
Als we nu 3 en 6 combineren vinden we:
7.
=r(\theta_m+18)=r(18-\theta_m))
En omdat 2 geldt is de functie voor

één-éénduidig, wat betekent dat bij een bepaalde

een bepaalde r hoort en vice versa. Hierdoor betekent 7 dat:

oftewel

(zoals ILUsion al aangaf, die het hele inzicht voor dit bewijs overigens leverde, dank daarvoor).
Het enige wat we nu nog moeten doen is de straal (en daaruit de oppervlakte) te bepalen bij deze hoek. Ik gebruik hier de a uit de wikipedia-pagina van mathfreak en bepaal daarmee de kortste afstand middelpunt-rand tienhoek
De ratio is dan dus:
nb. Ik neem in dit bewijs wel aan dat het middelpunt van het vierkant en de tienhoek samenvallen. Waarom dit zou moeten weet ik zo 1-2-3 ook niet...