Justine, de term ‘infinitiefzin’ wordt niet vaak meer gebruikt; tegenwoordig is het gebruikelijker te spreken over de ACI [accusativus cum infinitivo].
Goed, uitleg volgt:
Vergelijk deze twee zinnen in het Nls:
A] Ik vind jou (acc/lvw) niet bij haar passen (infin).
B] Ik vind, dat (!!) jij (nom/ow) niet bij haar past (pv: 2e ps ev).
Valt je op, dat in zin [A] een accusatief staat in combinatie met een infinitief? Dat noem je nou een Accusativus cum Infinitivo-constructie.
Je vertaalt hem als volgt in stappen:
1) de AcI vertaal je het best met een bijzin die ingeleid wordt met ‘dat’:
2) de accusatief van de AcI vertaal je in die dat-bijzin als onderwerp.
3) de infinitief vertaal je als PV: deze moet in je vertaling overeenstemmen met het onderwerp van je dat-bijzijn.
Even in concreto:
Jou -> dat jij
Passen --> (jij) past
En dan heb je hem.
In het NLs komt de AcI alleen voor na het werkwoord vinden (‘menen, van oordeel zijn’), maar in het Latijn komt hij voor na verscheidene werkwoorden die iets betekenen van ‘menen, zeggen, denken’ etc.
Voorbeeld:
4) Marcus mihi dicit te mendacia narrare -
5) Marcus zegt mij, dat jij (ow/subject) leugens(lvw/object) vertelt.
Zoals je ziet, vertaal je de beide accusatieven ‘te’ en ‘mendacia’ met verschillende functies in je NLse dat-bijzin: ‘te’ vertaal je in die bijzin als subject (ow), maar ‘mendacia’ als object (lvw).
Anders geformuleerd: de accusatief uit zin 4 interpreteer je als subject en wordt daarom subjectsaccusatief genoemd, terwijl ‘mendacia’ als object geïnterpreteerd wordt en om die reden objectsaccusatief genoemd wordt.
NB: de “A” in de term AcI slaat altijd op de subjectsaccusatief: m.a.w. de AcI van zin 4 bestaat strikt genomen uit alleen de woorden ‘te’ en ‘narrare’.
|