Hee,
Ik moet voor Nederlands een dichtbundel uitwerken. Ik heb voor Jacque Perk gekozen. Nu moet ik uit één van zijn sonnetten vormen van beeldspraak halen. Ik heb dit Sonnet gekozen om het te onderzoeken:
De maan verrijst (XXX)
Het duister doet de tinten samenvlieten,
En dekt met fulpen nacht het schel azuur, -
Nu gaat de glimvlieg heen en weder schieten,
Gelijk een star, gelijk een dansend vuur:
De stilte bidt.... Een tempel is natuur,
En de aard voelt zich met vrede als overgieten....
Het is dezelfde heilige avonduur',
Als toen ik 't eerst heur aanblik mocht genieten:
Eerbiedig denk ik aan het jong verleden:
Ik hoor heur stem, ik hoor heur zachte schreden....
Op bloemengeuren stijgt haar naam omhoog -
Wat zou dat zilver op den bergtop wezen?....
D ar is de maan in al haar glans verrezen....
Zóo rijst Mathilde voor het droomend oog!
Ik heb al vormen van personificatie en vergelijking kunnen vinden, maar ik vind het erg moeilijk om een metafoor te vinden. Is nu gaat de glimvlieg weg? Een metafoor voor de zon? Of kunnen jullie andere metaforen, metonymia zien?
Alvast bedankt!
|