Wat helpt, is dat je eerst de losse vormen van de te leren tijden leert van 'esse':
PRAES
sum
es
est
sumus
estis
sunt
IMPF
eram
etc.
PERF
fui
etc.
PLQPF
fueram
etc.
Als je vervolgens weet dat de vormen van 'posse' eigenlijk allemaal samenstellingen van 'pot(e)' [bij machte] en 'esse' [zijn] zijn, dan is meer dan het halve werk gebeurd.
Voor de vormen van het PRAESENS geldt: "pot(e) + s-" -> poss- en "pot(e) + e-" -> pote.
Dus: pot+sum -> possum, maar pot + es -> potes
Dus
PRAES
poSSum
poTes
poTest
poSSumus
poTestis
poSSunt
IMPF
poteram
etc.
PERF
potui
PQPF
potueram [ik was bij machte geweest/ik had gekund] (NIET te verwarren met poteram [ik was bij machte/ik kon]
|