Bij dit soort tellingen is het van belang de zaak uit elkaar te trekken. (een gedachtengang die je later nog heel vele moet toepassen!)
Je focust je eerst helemaal op die 15-jarige jongen. Het staat al vast dat je die kiest, maar wie?
Je kiest die dus uit 12 pers., 12 mogelijkheden dus.
Pas daarna kies je de tweede persoon. Dat mag van alles zijn. 30 keuzes.
Van belang is in te zien, dat bij al dit soort problemen een boomdiagram te maken is. Die ga je niet steeds weer uittekenen, maar in gedachten wel. de eerste vertakking kent 12 takken, de tweede vanuit iedere tak weer 30 takjes. 12*30 = 360 in totaal.
Ik denk ik schrijf a even uit, bc en d zijn er nog over om het stramien te volgen.
|