Buenas tardes,
[1] Het voorzetsel ‘a’ wordt gebruikt, wanneer het lijdende voorwerp in het Spaans een persoon is die bij name genoemd wordt of mens in de bepaalde form (dus niet wanneer die onbepaald is):
¿Conoces Sevilla? <stad>
¿Conoces a Jorge? <persoon (bij name genoemd)>
¿Conoces a mi hermano? <mens (bepaald)>
¿Tienes hermanos? <mens(en), maar onbepaald>
[2] In de zin ‘Él ha venido con el programma Erasmus’ is de handeling “venir” afgesloten, maar er wordt mee bedoeld dat daarmee zijn verblijf is ingeluid door een specifiek studentenuitwisselingsprogramma en dus mogelijk gemaakt is en nú nog voortduurt en resultaat heeft (hij is immers in staat gesteld om aanwezig te zijn); vandaar de constructie ‘ha venido’.
Op de vraag ‘Wanneer is hij gekomen?’ dat informeert naar het moment van arriveren in het verleden, zou een Spanjaard antwoorden ‘Vino la semana pasada’.
‘Se queda aquí tres meses’ staat in de presente omdat ermee wordt uitgedrukt dat de handeling ‘(ver)blijven’ nu aan de gang is en voortduurt.
Het NLs doet dit eigenlijk in dit geval precies hetzelfde: ‘hij blijft hier drie maanden’.
|