Je keek me aan,
Ik zag te tranen vallen.
Maar ik je niet troosten,
Ik was er immers niet meer.
Ik had je verlaten,
En deed je zoveel pijn,
Dat ik hoopte om terug te mogen,
Om jou te troosten.
Ik wou vrij zijn,
Gaan staan waar ik maar wou.
De belofte werd vervuld,
Even was ik blij.
De tijd verstreek langzaam,
Ik hield je af en toe in de gaten.
Jou verdriet deed mij pijn,
Maar ik kon niets doen.
Ik huilde langzaam met je mee.
Ik wou naar je toe,
je omhelzen al nooit ter voren,
Van je houden zoals ik nooit had gedaan.
Maar ik kon niet naar je toe.
Ik werd tegen gehouden,
Door de iemand waar ik nu bij hoor.
Hij zag mijn tranen en voelde mijn verdriet.
‘Je hebt er zelf voor gekozen, meid.
Maar ik heb toch medelij.
Ik zal je even vrij laten gaan.
Heel even maar, let ik niet op jou.’
Ik mocht even naar je toe.
Niet meer dan een uur
Dan zou hij me op laten halen,
Tenzij ik al bij de poort stond.
Je zag me naderen,
Ik huilde van geluk.
Maar jij wou niets van me weten,
Je brak mijn hart.
Maar diep van binnen wist ik,
Dat ik dat ook had gedaan bij jou.
Ik smeekte om vergeving,
Die ik niet van je kreeg.
Toen was het uur voorbij.
Je keek me na,
Met tranen van verdriet.
Ik had weer geen afscheid kunnen nemen.
Er is nu bijna een half jaar verstreken,
En ik mis je nog net zo erg.
Ik wil je omhelzen.
Even met je praten.
Daarom schrijf ik nu deze ontmoetingsbrief,
Om jou te laten weten dat ik aan je denk,
En te hopen dat je me kan vergeven.
Om toch even afscheid te nemen.
Want alleen jij kan er voor zorgen,
Dat ik even terug kan.
Om even bij elkaar te zijn,
En om op het eind afscheid te nemen.
__________________
Ik ben ik, maar wie is is...*~**~**~*Enkel gij die de sleutel hebben, hebben hoop. Gij die geen hoop hebben, hebben ook geen sleutel...*~**~**~*
|