Dit is het begin van een verhaal. Vertel please ff wat je ervan vindt. Thanx!
Het idee om naar het landhuis van meneer Muller te gaan was een slecht idee. Erg slecht. Hoe kwam ze er eigenlijk op? Ze stond voor het ijzeren hek, en daarachter was het grote landhuis. Het was vroeg in de morgen en er ligt een dik pak sneeuw. Eigenlijk was het te vroeg. Ze kon nu in haar bed liggen onder haar donzen dekbed. Ze kon het niet helpen, het was gewoon haar nieuwsgierigheid. Ze liep dichter naar het hek toe, en bij elke stap die ze zette knerpte de sneeuw onder haar voeten. Ze blies even in haar handen om het warm te krijgen. Nu ze bijna met haar neus tegen hek kwam stond ze stil. Heel lang geleden had meneer Muller de mensen uit het dorp al uitgenodigd om langs te komen maar nog nooit was er iemand naar toe gegaan. En nu ging zij. Wie had dat ooit kunnen voorstellen, zo’n durfal was ze niet. Maar haar nieuwsgierigheid had het van haar bangheid gewonnen. Boven het hek hing een plaatje dat helemaal verroest was, maar waar ze nog net het woord ‘welkom’ uit kon ontcijferen. Langzaam probeerde ze het handvat van het hek naar beneden te drukken, maar ze moest meer kracht zetten, want dat was blijkbaar ook helemaal vastgeroest. Moeizaam ging het hek open. Ze zette de eerste stap in de tuin, en alsof ze elk moment een aanval kan verwachten, stond ze schuchter om haar heen te kijken. Maar ze wilde niet bang overkomen! Ze rechte haar rug en liep het pad op. Door het dikke pak sneeuw liet ze een heel spoor achter. Moeizaam kwam ze voorruit steeds spiedend of iemand naar haar loerde. Ze had het gevoel dat er twintig ogen in haar rug prikten. Wat zou ze eigenlijk aantreffen in het huis? Wat wilde ze eigenlijk aantreffen? Toen ze in het dorp vertelde dat ze hierheen wilde lachte iedereen haar uit. Ja, dat hadden ze ook niet verwacht. Zij, die meestal niks durfde ging hierheen… Bam! Opeens lag ze op de grond. Ze keek vlug om zich heen. Niks bewoog behalve de struiken en bomen die zachtjes meewiegden met de wind. Waarover was ze gevallen? Had iets haar laten struikelen? Of kwam het omdat ze in gedachten was verzonken? Ze krabbelde gauw overeind en deed haar handschoenen even uit om de sneeuw van haar gezicht te vegen. Haar gezicht was ijskoud, maar toch had ze het gevoel dat hij gloeiend heet was. Ze keek nog eens om me heen. Achter haar was alleen het spoor te zien dat ze had achtergelaten, maar verder niks. Het landhuis zag er kil en verlaten uit, of zag ze daar een gordijn bewegen?
‘Kom, Noor je moet je niet dingen voor de geest halen die er niet zijn.’ zei ze tegen haarzelf. ‘Gewoon rustig verder lopen.’
Ze naderde het huis al. Bij de grote trap bleef ze even stilstaan. Ze moest uitkijken dat ze niet uitgleed, hij zou best wel glad kunnen zijn. Voetje voor voetje liep ze de glibberige trap op. Uiteindelijk stond ze voor de grote deur. De deur zag eruit of hij zo uit de Middeleeuwen kwam. Ze keek even omhoog en zag het huis boven haar uit torenen. Het begon zachtjes te sneeuwen, en aan de lucht te zien kwam er nog veel meer. Ze had nu al iets gedaan wat niemand ooit had durven doen. En ze leefde nog, het enige wat ze nu nog hoefde te doen was aankloppen. Ze merkte nu toch dat ze stond te trillen op haar benen. Ze verbood haar benen om te trillen, maar ze gehoorzaamden niet. Met een bonzend hart klopte ze aan. Het was een doffe klop, die misschien geeneens binnen te horen was. Ze wachtte…. De seconden tikten weg.
‘O, waarom ging de tijd niet wat sneller?’ dacht Noor. ‘Doe open! Of nee, open doen hoeft niet, maar laat dit moment voorbij zijn. Zal hij er wel zijn? Maar niemand heeft hem ooit nog zien weggaan. Misschien is hij wel dood!’
Net als ze zich wilde omdraaien ging de deur open. Een kleine oude vrouw stond in de deuropening en keek haar verbaasd aan. Ze was netjes gekleed, maar had een gek sjaaltje op haar hoofd.
‘Aaah komt u voor mieneer Muler?’ zei ze met een raar accent. ‘Ik zal ieven kijken waar ij is. Ij zal wel blai zijn met uw bezoek. Als u hier ieven wielt plaatsnaimen?’ Ze wees op een knalrode bank in de hal.
Noor liep, verwonderd over de vrouw, over het zachte tapijt ernaar toe. Ze ging zitten en zakte helemaal weg in de kussens. Ze riste haar jas open en deed haar handschoenen uit. Ze had een stoffig oud huis verwacht, maar hier blonk alles, en rook het naar bloemen. Wat vreemd, dit beeld had ze helemaal niet in haar hoofd. Aan de andere kant van het vertrek stond een grote vaas met vreemde bloemen. Nieuwsgierig liep ze ernaar toe. In de vaas zaten reusachtige en kleurige bloemen. Zo te zien kwamen de bloemen niet hiervandaan, eerder uit een exotisch land. De muur was beschilderd met de raarste figuren en er hingen allerlei portretten die best wel oud leken. Er stonden voornamelijk allemaal norse mensen op afgebeeld, en allemaal in chique kleding.
‘Mooie portretten hè?’ klonk opeens een krasserige stem achter haar.