De zonnestralen kwamen nauwelijks door het dichte bladerdak heen. Het pad slecht verlicht en Stan moest goed opletten, dat hij niet in een of ander gat stapte, dat door het donker verborgen werd. Het was hier in het midden van het bos nog maar nauwelijks te merken, dat het zo’n mooie dag was. De bruine labrador snuffelde wat rond en af en toe gooide Stan een tak naar hem, die hij dan braaf terugbracht. Maar het spel begon Stan al gauw te vervelen en hij liep rustig door zonder nog op de hond te letten. Het was alweer een tijdje later, toen hij merkte, dat zijn hond weg was. Hij liep niet meer rond hem heen te snuffelen en was niet in de verste verte te bekennen. Stan begon te roepen. Maar de hond reageerde niet op zijn roep.
‘Chocolat? Chocolat? Waar ben je? Koekje? Stukje kaas?’ En omdat Stan zo’n avontuurlijk type was, besloot hij van het pad af te wijken en op eigen initiatief wat rond te gaan lopen in het bos. Hij bleef roepen, maar de hond wilde maar niet te voorschijn komen.
Al gauw was Stan totaal verdwaald. Wat niet zo verwonderlijk was, aangezien hij totaal geen richtingsgevoel had. Gelukkig was Stan niet het type, dat snel opgaf, en toen hij het even niet meer zag zitten, besloot hij om maar eventjes te gaan rusten. Hij ging tegen een boom aan zitten en haalde uit zijn rugzak een broodje met kaas en komkommer. En hoewel er nog iets miste op het broodje, datgene wat het zo ongelofelijk lekker zou maken, genoot hij toch van de eerste paar happen. Toen viel zijn oog plotseling op een open plek in het bos. Niet zo heel erg groot, ongeveer twintig bij dertig meter breed, maar groot genoeg om het avontuurlijke weer in hem aan te wakkeren.
Hij liep naar de open plek toe. Bij de bosrand bleef hij staan. In het midden van het veldje stond een heksenkring, althans dat dacht hij. Want de heksenkring werd gevormd door bruine paddestoelen en hij had altijd gedacht, dat daar van die roodgestipte voor nodig waren. Maar misschien maakte het ook helemaal niets uit. Wat echter veel belangrijker was, was dat wat er in die heksenkring stond. Datgene wat hij zo miste op zijn broodje. Het waren om precies te zijn zeven plantjes met daaraan cherrie tomaatjes. Het geheel zag er zoet uit en eigenlijk vond hij het zonde om de tomaatjes te plukken, maar het had ook wel weer iets spannends. Tomaatjes plukken in een heksenkring. Wie wist wat er kon gebeuren. Voorzichtig haalde hij eentje van een plantje en toen er niets gebeurde plukte hij er net zoveel als hij nodig had voor op zijn broodje. Aangezien hij geen mes bij zich had om ze doormidden te snijden, gebruikte hij maar een schaar, die hij altijd in zijn etui met zich meenam.
Het broodje was heerlijk en hij baalde ervan dat hij niet meer broodjes had meegenomen. Het was ook helemaal niet de bedoeling om hier gezellig in zijn eentje te gaan picknicken in het bos. Eigenlijk moest hij naar zijn vriendin en… Hij keek op zijn horloge. Al een kwartier te laat. Hij pakte zijn mobiel, maar hij had natuurlijk geen bereik. Hij pakte snel al zijn spullen, plukte een boel tomaatjes en rende op goed geluk het bos weer in.
Misschien was het geluk of misschien het lot, maar hij was in elk geval in vijf minuten weer uit het bos. Hij was zo blij, dat hij de weg zo snel had gevonden, dat hij Chocolat niet zag en over hem struikelde. Zijn broek was vies, maar de tomaatjes waren gelukkig nog heel. Als hij snel rende was hij in drie minuutjes bij haar. Chocolat kwam vrolijk achter hem aan rennen. Het duurde precies twee minuten en achtenveertig seconden voordat hij bij haar was. Hijgend als een hond belde hij aan. Ze opende de deur.
‘Sam, ik heb cherrie tomaatjes voor je meegebracht.’
__________________
Een rilling over je rug naar beneden
Laatst gewijzigd op 11-10-2002 om 20:07.
|