Onwetendheid
“Alles waaraan ik twijfel, verwerp ik!”, roept Descartes, een beroemd filosoof. Zijn weerbarstige stem doet een zwaluw angstig opvliegen. Twaalf jaar was hij geweest toen hij voor het eerst serieus nadacht over het leven en over de dingen die hij in dat leven zag. Over zijn ouders die elkaar zoenden, maar later ruzie maakten, elkaar zelfs sloegen! Over zijn kat die speelde met een andere kat, maar dezelfde dag een muis verorberde!
Toen hij de leeftijd van dertig had bereikt, besloot Descartes zijn leven de wijden aan de filosofie. Dat werd zijn nieuwe roeping, die van kunstenaar had hij afgezworen. Binnen een mum van tijd bleek Descartes talent te hebben voor de filosofie. Hij las werken van Plato en Spinoza en wist haarfijn uit te leggen waar zij de fout in waren gegaan. Dat uitleggen deed hij in een schuur die slechts gevuld was met enkele oude kasten en stoelen. Hij opende zijn boek en joeg al wat hij kwijt wilde de zilte en muffe lucht van de schuur in. Ook vandaag, de dag dat wij Descartes volgen, schreeuwt hij termen en zinnen door de schuur. Soms wacht hij even, lijkt hij te kijken hoe zijn zinsconstructies kaatsen tussen muur en zoldering. Dan loopt hij voldaan naar het stoffige bureau in de hoek van de schuur en maakt enkele aantekeningen in zijn schrift.
“Als ik alles waaraan ik twijfel verwerp, moet ik alles verwerpen”, zucht hij, want de geestdrift van zojuist is ver te zoeken. Het lijkt dat hij zichzelf heeft vast geredeneerd. “Filosofie”, spreekt hij opeens plechtig, “de onwetendheid is een kwelling!” Hij laat zich in een stoel zakken en sluit gedurende enkele ogenblikken zijn ogen. Dan zegt hij: “Alles waaraan ik twijfel, verwerp ik! Dus dát ik twijfel, is het enige dat overeind blijft!” Hij springt op uit zijn stoel en schreeuwt zijn laatste zin door de schuur. “Eureka!”, klinkt erachteraan. “Ik twijfel, dus ik denk! Ik denk dus ik besta! Cogito ergo sum! Een eind aan alle onwetendheid”
|