Aldert Jan kwam altijd te laat; het maakte niet uit hoe laat je hem verwachtte; hij had altijd het gevoel in de weg te lopen; hij was erg onzeker van zichzelf en beschouwde zich in gezelschap van intelligentere mensen minderwaardig. In de weinige gesprekken (voornamelijk met zichzelf) waarin ie zichzelf aan bod moet stellen ontaardt hij dikwijls in een tirade van zelfbeklag.
Vandaag was een dag als geen ander. Aldert Jan werd anders dan anders om 8 uur wakker, strekte zijn lichaam en zuchtte bij het zien van de eerste zonnenstralen die door het luxaflex hun handen om Aldert's gezicht heen sloegen. Zijn dierbare gezicht. Aldert was iemand die prat ging op zijn uiterlijke schoonheid. Maar tegelijk wist hij dat elk beetje zon de oneffenheden des te duidelijker aan het licht brachten. Geirriteerd sloeg hij zijn ogen weer dicht in een poging zijn onderbroken droom voort te zetten. Achter zijn gesloten ogen was niks anders te zien dan een bloeddoordrongen wolkenlandschap dat zich in niet te achterhalen patronen leek voort te bewegen. 'Verdomme. Het is ook altijd hetzelfde' en Aldert stond op en stak zijn eerste sigaret aan. Zijn gezicht plooide zich in een glimlach. Diep inhalerend verdreef hij de stemmen. 'Vandaag gaat het gebeuren. Mijn besluit staat vast. Niks kan mij nog doen veranderen van gedachten.', dacht Aldert Jan terwijl hij zijn gezicht bestudeerde in de spiegel. Aldert Jan had een vrij normaal gezicht, niet opvallend (in zowel lelijke als mooie zin), maar was er zelf van overtuigd dat hij een miskende schoonheid was. Nog eenmaal trok hij zijn mond in een brede grijns, bewonderde het plaatje in de spiegel voor zeker nog 15 minuten totdat ie weer een cyste achter zijn linker oor vond en wierp de spiegel woedend voor zich uit het bed op. 'Verdomme. Waarom moet alles me altijd tegen zitten. Ik heb me toch zeker aan alle gezondheidsconventies gehouden en de afgelopen dagen elke vorm van stress vermeden. Welk opperwezen was zo nobel mij met een dergelijk gebrek te zegenen. Wees vervloekt jij!'. Aldert pakte een mes en zette die op zijn wang. Verbeten liep hij in deze houding naar de badkamer en was vastbesloten het mes door te drukken, maar een blik in zijn ogen wasvoldoende om hem van gedachten te doen veranderen. Aldert's ogen waren het enige deel van zijn lichaam dat niet representatief was voor zijn innerlijke gemoedstoestand. 'Nu begrijp ik waarom vrouwen nooit naar me kijken', dacht Aldert 'Ik ben te mooi voor een ieder. Elk vrouwengezicht verbleekt in mijn aanwezigheid. Bij mijn aanzien ontstaan er spontaan minderwaardigheidscomplexen in hun hoofdjes. Het is louter uit zelfbescherming dat ze mij negeren'
__________________
Alles wat ik seg heeft betrekking op mijn naam/ verder sit er niks achter
Laatst gewijzigd op 26-12-2002 om 13:01.
|