Dit onderwerp is enigzins taalfilosofisch van aard, met een link naar theologie.
Aanleiding is de uitspraak we zijn niet meer onder de wet maar onder de genade. Uit de wet volgt moeten. Daden worden gedaan omdat ze moeten. Onder de genade zijn er ook daden, een geloof zonder werken is immers niets. Ik denk dat deze daden volgen uit willen. Daden worden gedaan omdat de dader ze wil doen. Daden die je doet uit vrije wil en niet omdat ze moeten zijn spontaan. Willen vraagt een heel andere instelling dan moeten. Je bent met willen vrij in wat je doet.
Mijn vraag is of willen inderdaad een heel andere instelling vraagt dan moeten en hoe beinvloeden deze verschillende motivaties je doen en je daden? Is het bijvoorbeeld zo dat de aanwezigheid van regels een heel gezichtsveld beperkt en de keuzes van je willen een bepaalde kant op sturen. Is het zo dat het dienen van God het dienen van de naaste beinvloedt, zodat je bijvoorbeeld niet uitgaat van wat het beste voor de naaste zou zijn, maar wat God het beste voor je naaste zou vinden?
- Jeroen