(srry van de spelfouten)
Het was stil, het was altijd stil. Nu was de stilte nog dieper dan normaal, ja zelfs nog stiller dan geruisloos. Er werd altijd gezwegen op straat, mensen schoven langs elkaar, gezichten afgewend. Ieder met zijn eigen gedachten en zijn eigen angsten. Maar sinds kort liepen er geen mensen op straat, er verschenen geen gezichten meer achter de gordijnen, zelfs geen afgewende blik. Ze waren te bang voor vragen, te bang voor argwaan. Te bang om net zoiets mee te maken als ik. Het is koud, de winter is al voorbij maar de kou is nog niet verdwenen. Het sneeuwt niet meer, maar de kou zit nog in de grond, en dringt door in mijn kleren. Voorzichtig leg ik mijn hand tegen een winkelruit. De kou van het glas prikt in mijn vingers. het bloed pompt traag in de toppen, het tintelt. De winkel is gesloten, de etalage is leeg. Op de grond licht nog een kaartje. ‘15 euro’. Ik vraag me af wat het geweest was, dat daar ooit hing. Een bloes of misschien een kleurrijke shirtje. Was het maar een warme jas geweest. Ik gluur door de houten schotten. Alles is leeg, weggehaald. Zelfs het behang is haastig van de muren getrokken. Ui t de wand steekt nog eens spijker., waar ooit een schilderij aan hing. Even denk ik aan het mooie schilderij dat ik ooit zag, met de dolfijnen. Ik ril bij de gedachte. Nee, daar moet ik niet aan denken, dat was toen. Toen was alles nog mooi en warm. En er was een restaurantje, waar we ginegn zitten. Alles was toen nog normaal, en er hing een schilderij. Nee, ophouden nu, niet aan denken. Dat maakt het allemaal niet beter. Ik moet aan nu denken, aan wat ik moet doen. Alle deuren zijn gesloten, en het word al donker. Maar het was ook donker, die warme avond. En ik was ook moe, maar dat maakte allemaal niets uit, want we zaten binnen en de lampen schenen. Of zaten we op het terras? Ging het restaurant over in een overdekt terras? Zonder muren omdat het ’s nachts toch nooit koud werd. Ik denk dat we net op het terrasgedeelte zaten, want naast ons zat een dunne muur, van Karton of dun hout. Met een warme kleur verse verf, ik weet niet meer welke. En aan die muur hing het schilderij, ik wist meteen dat ik het eerder gezien had, maar waar? Hier misschien? Nee, dat kon niet, hier was anders, ver weg, bijna een andere wereld. Opeens merk ik dat mijn handen geen gevoel meer hebben, vreemd. Het vriest niet meer. Ik haal ze langzaam van de ruit en buig mijn vingers. Ik kan de stijfheid en de pijn weer voelen. Het schemert al een beetje, het is niet helemaal stil meer. Ik ben te ver van de wereld om het te plaatsen. Langzaam keer ik mijn blik af van de winkel en concentreer me op de lege straat. Het is de wind maar. Ik loop traag verder. Een huis met gordijnen voor de ramen. Achter de gordijnen zitten planken, en daarachter misschien mensen. Een supermarkt het ingeslagen ramen. Al het eten is eruit gestolen, toe het hondenvoer toe. Een rat zou hier nog niets eetbaars vinden, een wanhopig mens misschien. Ik loop weg. Op de opengebroken deur hangt een bordje: ‘geen toeg’, dat was ooit ‘geen toegang’ het verbod is al tijden geleden overtreden. Ik kijk naar de zwarte kier, twijfelend of ik naar binnen zal gaan. Ik heb geen idee wat daar binnen is, maar ik kan ook niet buiten blijven. Ik kijk een huis verder, ook daar zijn de ramen dichtgetimmerd. Er zat plastic tussen de deur. Een stuk tuinstoel is in de kier geschoven, en met een brander of soldeerbout gesmolten, zonder vuur of hitte bijna niet te verwijderen. Maar er was al tijden geen brandhout, laat staan gas of stroom voor apparaten. Het plastic slot is lelijk maar effectief. Niets van de buitenwereld had toegang tot dit domein, en niemand kon eruit. De mensen bouwden een gevangenis om zichzelf heen. Ze verhongerden liever dan kennis te maken met de gruwelen daar buiten, de gekken en gevaarlijken, de waanzinnigen zoals ik. en wie nam het ze kwalijk? Angst was geen misdaad, zelfbescherming werd niet bekritiseerd, je hoeft je niet te schamen voor schuilen. Tenzij je niet kon schuilen. Ik keek nog eenmaal naar de donkere kier, toen beukte ik tegen de deur en stapte naar binnen.
__________________
"I fear a cage. To stay behind bars until use and old age acpect them and all chance of valor has gone beyond recall or desire"
|