je moet kijken hoe vaak de grootste macht van 16 er in past. Dit getal trek je er weer vanaf en dan ga je op zoek naar de volgende grootste macht die er in past (en hoe vaak).
Neem bijvoorbeeld het getal 631.
De grootste macht die er in past is
162 = 256. Deze past er in totaal 2 keer in, want 2*256 = 512 en dat is kleiner dan 631

. Onthoud verder de 2, want dit is je eerste cijfer van de hexadecimale notatie.
Trek dat getal ervan af en pas hetzelfde truukje weer toe:
631 - 512 = 119
De volgende grootste macht die erin past is:
161 = 16. Deze past er (na wat proberen

) 7 keer in. Dus het 2e cijfer dat je krijgt is een 7.
De restterm die je overhoudt is gelijk aan:
119 - 7*16 = 7
En dat is meteen het laatste cijfer van je hexadecimale getal. Het getal dat je krijgt is dus: 277.
Overigens kan een macht van 16 er ook meer dan 10 keer in passen. Bijvoorbeeld bij het getal 215. Je krijgt dan:
215 - 13*16 = 7
Je getal zou dan worden (13)7, maar dit wekt natuurlijk verwarring op. Voor de cijfers 10 t/m 15 gebruikt men daarom de letter A t/m F. Het getal is nu dus:
D7.