Een tante-Betjeconstructie is een stijlfout die wordt gemaakt als de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm ten onrechte is omgedraaid, of als het onderwerp ten onrechte is weggelaten. De taalpurist Charivarius (1870-1946) heeft deze stijlfout naar eigen zeggen naar zijn tante Betje genoemd, omdat hij de fout vaak tegenkwam in haar brieven, zo schrijft hij in zijn boek Is dat goed Nederlands? (1940; zevende druk: 1947). Een van zijn voorbeelden is: "Het weer houdt zich goed en genieten wij veel van onzen beelderigen tuin (...)".
De gewone woordvolgorde in een hoofdzin is: eerst het onderwerp, dan de persoonsvorm, zoals in de zin 'Wij gaan morgen op vakantie.' Twee hoofdzinnen zijn nevengeschikt als ze zijn verbonden door een van de nevenschikkende voegwoorden en, of maar en want. 'Wij gaan morgen op vakantie en we moeten nu alvast onze koffers pakken' (1) is een goede nevengeschikte zin.
Als een zin niet met het onderwerp begint, is de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm omgedraaid: 'Morgen gaan we op vakantie' (2). Dit heet inversie. Als een zin met inversie nu verbonden wordt aan een andere zin door middel van een nevenschikkend voegwoord, wordt in de zin na dat voegwoord soms ten onrechte ook inversie toegepast: 'Morgen gaan we op vakantie en moeten we nu alvast onze koffers pakken' (3). Morgen kan niet slaan op het gedeelte na en; hierin staan immers de woorden nu alvast. De zin na en mag dus niet beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp. Zin 3 is een geval van een tante-Betjeconstructie. Overigens komen tante Betjes ook voor in zinnen die niet met inversie beginnen, zoals het volgende voorbeeld uit Van Dale: "wij gingen om acht uur weg en moesten wij nog hard lopen om de trein te halen". Charivarius zelf noemt voornamelijk zinnen zonder inversie in het eerste deel.
Soms wordt het onderwerp in het deel na het voegwoord weggelaten terwijl dat niet mag: 'Morgen gaan we op vakantie en moeten nu alvast onze koffers pakken' (4). Het onderwerp mag alleen worden weggelaten als het in de tweede zin op dezelfde plaats zou staan als waar het onderwerp in de eerste zin staat; het tweede we in zin 1 zou dus wél weggelaten mogen worden. In het tweede deel van zin 4 zou we dan ingevuld moeten worden op dezelfde plaats als het we in het eerste gedeelte; dus na de persoonsvorm ('moeten we'). We krijgen dan dezelfde fout als in zin 3. Omdat morgen ook hier niet kan slaan op het gedeelte na en, moet in het tweede deel van zin 4 staan: 'we moeten'.
Als de zin vóór het nevenschikkende voegwoord de omgekeerde volgorde heeft (persoonsvorm vóór onderwerp), betekent dit nog niet dat de vervolgzin ook die volgorde krijgt. Een tante Betje kan worden vermeden door na en, maar of want eerst het onderwerp te noemen. Nog een paar voorbeelden om het af te leren; de juiste volgorde staat tussen haakjes:
Met genoegen deel ik u mee dat u de eerste prijs hebt gewonnen, en hoop ik dat u bij de prijsuitreiking aanwezig bent (ik hoop).
Vorig jaar is hij gezakt, maar is nu geslaagd (hij is).
Het was een zeer geslaagde avond en brengen wij hierbij dank aan allen die hebben meegewerkt (wij brengen).
Nu weet u wie tante Betje is en zult u haar de volgende keer herkennen (u zult).